26668 |
rosmolen |
mange (fr.):
menege (Q193p Gronsveld),
manège (fr.):
manē̜žǝ (Q193p Gronsveld)
|
De oudste machine die voor het dorsen werd gebruikt. Een paard leverde hier de drijfkracht. Algemeen wordt onder manège een constructie verstaan bestaande uit een vertikale as die door een horizontale boom, waar een paard is voorgespannen, in beweging wordt gebracht. Door middel van een kardan-koppeling wordt die draaiende beweging doorgegeven aan een horizontale as die door de wand van de schuur naar een machine werd geleid en deze aandrijfkracht leverde. In dit geval wordt door de rosmolen een trommel aangedreven waarin de halmen gedorst werden. Vergelijk ook het lemma ''rosmolen'' in de aflevering over de molenaarsterminologie, wld II,3, blz. 163.' [N 14, 7; JG 1a, 1b; monogr.] || dorsmachine: draaiend wiel met boom dat door een trekpaard wordt voortgedreven om de dorsmachine te doen werken [N 14 (1962)]
I-4, I-7
|
20955 |
rot |
rot:
ideosyncr.
rot (Q193p Gronsveld)
|
Rot, gezegd van fruit (rotterig, rotsig, rot, meluw). [N 82 (1981)]
III-2-3
|
33534 |
rot, van fruit |
berumseld:
bereumsjeld (Q193p Gronsveld),
rot:
rot (Q193p Gronsveld),
ideosyncr.
rot (Q193p Gronsveld),
vervuurd:
vervuurd (Q193p Gronsveld)
|
rot v fruit etc. || rot v houit || Rot, gezegd van fruit (rotterig, rotsig, rot, meluw). [N 82 (1981)] || verschrompeld ve appel
I-7
|
33901 |
rotstraal |
rotstraal:
rǫtštrǭl (Q193p Gronsveld)
|
Ziekte bestaande in een rotting van de hoornstraal van de hoef, vooral tengevolge van het onhygiënische omstandigheden op stal zoals het langdurig staan in vochtige mest en urine, waardoor de hoeven verweken. Uit de straalgroeve loopt een wit, stinkend vocht. Als de straallederhuid eveneens wordt aangetast, kan kreupelheid optreden. Zie ook het lemma ''straalkanker'' (7.31). Zie afbeelding 15.' [A 48A, 18; N 8, 90l; N 52, 32c; monogr.]
I-9
|
20896 |
rotten |
berimpselen:
ideosyncr.
bereumsjele (Q193p Gronsveld)
|
Rotten en verschrompelen van appels (slijten, uitdrogen, verrompelen, rotte, verfronselen, verslijten, verrimpelen). [N 82 (1981)]
III-2-3
|
33583 |
rotten, van fruit |
bederven:
bederve (Q193p Gronsveld),
berunselen:
ideosyncr.
bereumsjele (Q193p Gronsveld)
|
bederven, tot bederf overgaan || Rotten en verschrompelen van appels (slijten, uitdrogen, verrompelen, rotte, verfronselen, verslijten, verrimpelen). [N 82 (1981)]
I-7
|
21330 |
royaal |
goedgeefs:
goodgefs (Q193p Gronsveld),
royaal (<fr.):
rojaol (Q193p Gronsveld)
|
ribbel (= gul, gezegd van een mens Kent u dit woord in de betekenis die er achter staat? [DC 26 (1954)] || royaal [DC 02 (1932)]
III-3-1
|
20089 |
rozenblad |
rozenblaadje:
roezeblèdsje (Q193p Gronsveld)
|
rozeblaadje
III-2-1
|
20846 |
rozijn |
rozijn:
rezyn (Q193p Gronsveld),
ideosyncr.
rezién (Q193p Gronsveld)
|
Een gedroogde druif (rozijn, serzijn). [N 82 (1981)] || rozijn
III-2-3
|
20851 |
rozijnenbrood |
rozijnenbrood:
rozienebroed (Q193p Gronsveld),
rozijnenmik:
rozienemik (Q193p Gronsveld)
|
brood, waarin rozijnen gebakken worden [N 29 (1967)]
III-2-3
|