17767 |
rug |
rug:
ruk (Q193p Gronsveld)
|
rug [DC 01 (1931)]
III-1-1
|
32882 |
rug van het blad van de zeis |
rug:
rø̜x (Q193p Gronsveld)
|
De opstaande stevige rand aan de buitenzijde van het blad van de zeis. Zie afbeelding 5, nummer 5. [N 18, 68e; JG 1a, 1b]
I-3
|
19404 |
rug van het lemmer |
botte kant:
botte kaant (Q193p Gronsveld)
|
De niet-scherpe zijde van een mes (rug, botte kant) [N 79 (1979)]
III-2-1
|
17640 |
ruggengraat |
rugstrang:
rugsjtraank (Q193p Gronsveld)
|
rug: ruggegraat [ruggestrang, ruggegraat] [N 10 (1961)]
III-1-1
|
17641 |
ruggenwervel |
wervel:
wervel (Q193p Gronsveld)
|
[N 10 (1961)]
III-1-1
|
33989 |
rugnet |
rugnet:
rø̜knęt (Q193p Gronsveld)
|
Vliegennet dat over de rug van het paard wordt gehangen. Een groot aantal opgaven zijn benamingen voor het vliegennet in het algemeen. Zie voor de fonetische documentatie het lemma Vliegennet [JG 1a; N 13, 83c]
I-10
|
21936 |
ruien |
aan de ruizel (zijn):
aon de — zi´n, "in de rui zijn
ruzel (Q193p Gronsveld)
|
rui
III-4-1
|
32578 |
ruige mest |
ruwe mest:
rǫu̯ǝ [mest] (Q193p Gronsveld),
stromest:
štrȳ[mest] (Q193p Gronsveld),
verse mest:
vīǝsǝ [mest] (Q193p Gronsveld)
|
Ruige mest is mest die pas uit de stal is gekomen en daarom nog onverteerd stro bevat. Deze mest vormt aanvankelijk de boven- of buitenlaag van de mesthoop, die o.i.v. zon en wind gemakkelijk verdroogt. Hij heeft daarom ook (nog) niet de kwaliteit van de in het vorige lemma bedoelde mest, die langer en dieper in de mesthoop heeft gezeten. De plaatselijke varianten van [mest [N M, 10b; N 11, 27 add.; N 11A, 4b; JG 1a + 1b add.; div.]
I-1
|
17737 |
ruiken |
ruiken:
Tans, J.G.H., Isoglossen rond Maastricht in de dialecten van Belgisch en Nederlandsch Zuid-Limburg. Maastricht, uitg. Van Aelst, 1938. 246 pp.
y, y: (Q193p Gronsveld)
|
ruiken
III-1-1
|
22380 |
ruilen (als spel) |
tuisen:
toesje (Q193p Gronsveld)
|
Het spel waarbij men voorwerpen met elkaar ruilt [ruilen, koetelen, tuilen, toesen, tuisen, mangelen, tuitelen, paarden]. [N 88 (1982)]
III-3-2
|