e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Gronsveld

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
ruimte waar men stro hakselt en bewaart hakselstalletje: hɛksǝlštɛlkǝ (Gronsveld), snijzolder: šnīzǫldǝr (Gronsveld) Het stro dat als veevoer wordt gebruikt, wordt gehakseld (in stukken gesneden) en bewaard in een speciaal daartoe ingerichte "hakselbewaarplaats", of ergens waar toevallig plaats is (meestal in de schuur). Zie ook aflevering I.4, paragraaf 6.4 (blz. 149) over het snijden van het stro. Een aantal benamingen betreft niet de ruimte in de zin van een vertrek, maar een kist, bak of ton waarin het stro gehakseld dan wel het haksel bewaard wordt. De bewerkingen, hakselen, snijden en bewaren, worden in het lemma weerspiegeld. Opgaven als "in de schuur" of "in het kafhuis" zijn hier niet gehonoreerd. [N 5A, 72a en 72b; div.; monogr.] I-6
ruisen van bladeren ruisen: ideosyncr.  roésje (Gronsveld) Het ruisen van bomen (ruisen, ruizelen, reuzelen, snirsen). [N 82 (1981)] III-4-3
ruitijd ruizel: rȳzǝl (Gronsveld) De periode van het ruien, het veren wisselen, van de kip. [A 26, 8; S 30; Vld.; monogr.] I-12
ruk rof: rôf (Gronsveld) Ruk: snelle korte beweging waardoor iets of iemand met een schok van zijn plaats wordt getrokken (ruk, snuk, snoek). [N 84 (1981)] III-1-2
rukwind rukwind: rökweend (Gronsveld) rukwind, plotselinge, felle wind [trekwind, snuk wind, strobatie] [N 81 (1980)] III-4-4
runderhorzellarve paardsworm: WLD  pèërsworrem (Gronsveld), runderworm: WLD  reenderwörrem (Gronsveld) larve van de paardenhorzel, worm die in de uitwerpselen van een paard kan worden aangetroffen [N 26 (1964)] || larve van de runderhorzel, worm die grote bulten (wormbulten) veroorzaakt in de huid van runderen [N 26 (1964)] III-4-2
runderlap biefstuk: bussjtök (Gronsveld) biefstuk III-2-3
runderlapjes biefstuk: bufsjtök (Gronsveld) Runderlapjes (krippot, kripvlees?) [N 16 (1962)] III-2-3
rundvee beesten: bīstǝ (Gronsveld), koeien: kø̄ (Gronsveld) Als vee gehouden runderen. Rundvee in het algemeen. Zie afbeelding 1. [N 3A, 1; JG 1a, 1b; monogr.] I-11
rundvleessoep bouillon: boeljong (Gronsveld) Soep van rundvlees (rundsolf?) [N 16 (1962)] III-2-3