20879 |
sigaar |
sigaar:
segaar (Q193p Gronsveld),
stinkstek:
sjteenksjtek (Q193p Gronsveld)
|
sigaar || sigaar (slechte -)
III-2-3
|
20569 |
sigarenpijpje |
roortje:
reurke (Q193p Gronsveld)
|
sigaarhouder; Hoe noemt U: Pijpje waarin men een gedeeltelijk opgerookte sigaar steekt om hem helemaal op te kunnen roken (spit) [N 80 (1980)]
III-2-3
|
20880 |
sigaret |
sigaret:
segrêt (Q193p Gronsveld)
|
sigaret
III-2-3
|
20881 |
sigarettenpijpje |
roortje:
reurke (Q193p Gronsveld)
|
sigarettenpijpje
III-2-3
|
20975 |
sigarettenvloeitje |
blaadje:
blèdsje (Q193p Gronsveld)
|
sigarettenvloeitje
III-2-3
|
24242 |
sijs |
sijs:
sijs (Q193p Gronsveld)
|
sijs (12 groenig, maar man heeft zwart petje en sikje; alleen trek- en wintervogel, dan in dichte danszwermen, meest bij elzen; zeer geliefde kooivogel [N 09 (1961)]
III-4-1
|
17752 |
sik |
sik:
sik (Q193p Gronsveld)
|
sik (onder aan de kin of aan de onderlip?) [DC 01 (1931)]
III-1-1
|
28694 |
sikkel |
zikkel:
zikǝl (Q193p Gronsveld)
|
Werktuig in de vorm van een halve cirkel met een korte steel dat gebruikt wordt om gras en soms ook wel graan te maaien. In Noord Ned. Limburg is herhaaldelijk opgemerkt: "zelden in handen van boeren ... het is een typisch vrouwengereedschap" (L 270). [N 11, 88; N 18, 79; JG 1a, 1b, 2c; A 4, 28 en 28a; A 14, 7 en 11; A 23, 16.2; L 20, 28; L 42, 46; L 45, 11; Lu 1, 16.2; NE 2, 1; Wi 51; monogr.; add. uit N Q, 11c]
I-5
|
20791 |
sinaasappel |
appelesien:
appeleseen (Q193p Gronsveld, ...
Q193p Gronsveld)
|
sinaasappel [DC 48 (1973)]
III-2-3
|
33981 |
singel |
singel:
seŋǝl (Q193p Gronsveld)
|
Riem die het zadel op zijn plaats houdt. Hij is aan de zijkanten van het zadel vastgehecht en wordt onder de buik van het paard door middel van een gesp gesloten. [JG 1a, 1b; N 13, 72; monogr.]
I-10
|