31230 |
smidsbed |
smis(se)bed:
šmes˱bɛt (Q193p Gronsveld)
|
Het horizontale, van baksteen of ijzer vervaardigde werkvlak van een smidsvuurhaard waarin één of meer stookgaten zijn aangebracht. [N 33, 10; monogr.]
II-11
|
31192 |
smidse |
smis(se):
šmes (Q193p Gronsveld)
|
In het algemeen de werkplaats van een smid en meer in het bijzonder de plaats waar de smidsvuurhaard is ondergebracht. Zie ook afb. 1. [N 33, 5; S 33; JG 1a; JG 1b; monogr.]
II-11
|
20493 |
smullen |
smullen:
sjmölle (Q193p Gronsveld),
vette muil krijgen:
vêtte moûjl kriége (Q193p Gronsveld)
|
eten (lekker -) || smullen; Hoe noemt U: Lekker eten, met veel plezier eten (smullen, smikkelen, snollen) [N 80 (1980)]
III-2-3
|
21552 |
snauwen |
snauwen:
sjnawwe (Q193p Gronsveld)
|
bits, op bijtende toon spreken [snibben, snauwen, bitsen, toesnappen, grauwen, knappen] [N 85 (1981)]
III-3-1
|
19361 |
snauwen, grauwen |
grozen:
grauze (Q193p Gronsveld),
snauwen:
sjnawwe (Q193p Gronsveld, ...
Q193p Gronsveld)
|
bits, op bijtende toon spreken [snibben, snauwen, bitsen, toesnappen, grauwen, knappen] [N 85 (1981)] || grauwen: Je hoort hem de hele dag snauwen en - [DC 35 (1963)] || snauwen: Je hoort hem de hele dag - en grauwen [DC 35 (1963)]
III-1-4
|
24244 |
snavel |
bek:
bek (Q193p Gronsveld),
snavel:
sjnäovel (Q193p Gronsveld),
andere vogels hebben een "bek
sjnäovel (Q193p Gronsveld)
|
snavel v zwemvogels || snavel: de hoornachtige bek van een vogel (snavel, bek) [N 83 (1981)]
III-4-1
|
34111 |
sneb |
sneb:
šnɛp (Q193p Gronsveld)
|
Wit vlekje op de snuit van de koe. [N 3A, 137]
I-11
|
32880 |
snede van het blad van de zeis |
blad:
blǭt (Q193p Gronsveld),
snid:
šnīǝt (Q193p Gronsveld)
|
De scherpe snijdende binnenzijde van het blad van de zeis. Zie afbeelding 5, nummer 4. Bedoeld is hier de algemene benaming voor de snijkant van de zeis. In sommige gebieden, met name in enkele dorpen tussen het waat-gebied (in het noorden van Belgisch Limburg) en het snede-gebied (in het zuiden ervan) wordt onderscheid gemaakt tussen de eigenlijke snede en het haarpad: de smalle rand die bij het haren op het zeisblad wordt geslagen en waarvan de snede het uiteinde vormt. Zie voor deze laatste het volgende lemma: ''haardpad''. Wanneer er meer dan één variant voor een plaats was opgegeven, is bij voorkeur het materiaal van de mondelinge enquêtes in gebracht.' [N 18, 68d; JG 1a, 1b, 2c; add. uit N 17, 100; monogr.]
I-3
|
20523 |
snee brood |
rib:
rip (Q193p Gronsveld),
snaai:
sjnaoj (Q193p Gronsveld),
snede:
sjnèj (Q193p Gronsveld, ...
Q193p Gronsveld)
|
snede; Hoe noemt U: Een snee brood (snee, rondommer) [N 80 (1980)] || snee
III-2-3
|
22346 |
sneeuwbal |
sneeuwbal:
sjniebaal (Q193p Gronsveld)
|
Een bal van samengepakte sneeuw [sneeuwbal, jupke]. [N 88 (1982)]
III-3-2
|