33513 |
sperziebonen |
bonen:
boen (Q193p Gronsveld),
boontjes:
ideosyncr.
buunsjes (Q193p Gronsveld)
|
De gewone boon met gezwollen zaden, prinsesseboon,sperzieboon, (slaboon, kereboon, herenboon, boterboon, prinses, suikerboon). [N 82 (1981)] || spercieboon
I-7
|
20535 |
spetteren |
springen:
sprijnge (Q193p Gronsveld)
|
sudderen; Hoe noemt U: Knetteren van de boter in de pan bij verhitting (snerken, sudderen) [N 80 (1980)]
III-2-3
|
26360 |
spie |
pin:
pen (Q193p Gronsveld)
|
De zeisring, die steel en blad verbindt, wordt vastgeslagen door middel van een spie, of door twee of meer spietjes. Doorgaans zijn ze van hout, omdat deze het beste vast blijven zitten; soms vindt men ook een ijzeren spie, vaak in combinatie met een houten. Zie ook de toelichting bij het lemma ''zeisring'', en afbeelding 4, nummer A4 en B4. [N 18, 67e; JG 1a, 1b, 2c; add. uit A 14, 2]
I-3
|
30443 |
spie van het anker |
splijtnagel:
splęjǝtnǭgǝl (Q193p Gronsveld)
|
De spie waarmee schieter en sleutel met elkaar verankerd kunnen worden. Zie ook afb. 72. [N 31, 38c; monogr.]
II-9
|
19804 |
spiegel |
spiegel:
sjpiégel (Q193p Gronsveld)
|
spiegel
III-2-1
|
21430 |
spieken |
foetelen:
oneerlijk kaart spelen
foetele (Q193p Gronsveld)
|
spieken; Hoe noemt u bij een proefwerk stiekum gebruik maken van een boek of een papiertje/ [DC 48 (1973)]
III-3-1
|
22401 |
spiertje trekken |
kort en lang trekken:
Sub trêkke, (8).
kort en lang trêkke (Q193p Gronsveld),
kort of lang trekken:
kort of laangk trekke (Q193p Gronsveld)
|
Loten met gras of lucifers (bijv. wie de langste trekt) [spiertje trekken, getuigen, tuigen]. [N 88 (1982)] || Loten.
III-3-2
|
21373 |
spijbelen |
plenken:
plenke (Q193p Gronsveld)
|
wegblijven van school: Hoe noemt men heimelijk, zonder medeweten van de ouders, ---? [DC 24 (1953)]
III-3-1
|
32062 |
spijker, nagel |
nagel:
nǭgǝl (Q193p Gronsveld
[(meervoud: nē̜ǝgǝl)]
)
|
In het algemeen het puntige, metalen staafje, waarmee iets vastgezet kan worden. [monogr.]
II-12
|
31953 |
spijkeren |
nagelen:
nē̜ǝgǝlǝ (Q193p Gronsveld)
|
Met een hamer spijkers in het hout slaan. [N 53, 152a-b; L 5, 7; monogr.]
II-12
|