18126 |
syfilis |
zich wat oplopen:
zich get oploüpe (Q193p Gronsveld)
|
Syfilis: besmettelijke geslachtsziekte die gewoonlijk begint met een zweer op de geslachtsorganen; uiteindelijk kan elk orgaan aangetast worden (druiper, luizenziekte). [N 84 (1981)]
III-1-2
|
20951 |
taai stuk vlees |
lap leer:
laplèr (Q193p Gronsveld)
|
braadvlees (taai - )
III-2-3
|
20772 |
taai-taai |
peperkoekenman:
pèperkoekemaan (Q193p Gronsveld)
|
taai-taai [N 29 (1967)]
III-2-3
|
25651 |
taai-taaiplank |
vorm:
vø̜rm (Q193p Gronsveld)
|
Plank die bij de taai-taaibereiding wordt gebruikt. Ten aanzien van de woordtypen die samengesteld zijn met peperkoek(s) zij opgemerkt dat het mogelijk is dat in de plaatsen waarvoor die opgaven gelden, de begrippen "peperkoek" en "taai-taai" samenvallen. Zie ook de toelichting bij het lemma ''taai-taaideeg''. Wat betreft de woordtypen "speculaasvorm" en "speculatieplank" vermelden beide informanten dat het hier om een plank gaat die ook voor speculaasbereiding wordt gebruikt. [N 29, 91; monogr.]
II-1
|
21826 |
taal |
taal:
taol (Q193p Gronsveld)
|
taal; datgene waarvan men zich bedient om zijn gedachte of gevoelens kenbaar te maken [taal, tong] [N 87 (1981)]
III-3-1
|
20745 |
taart |
crmekoek:
krèmkook (Q193p Gronsveld),
gteau (fr.):
gattoo (Q193p Gronsveld, ...
Q193p Gronsveld),
koek:
kook (Q193p Gronsveld),
taart:
toert (Q193p Gronsveld),
toért (Q193p Gronsveld)
|
mokkataart || taart || taart (bep. -) || Taart (toert, gattoo?) [N 16 (1962)]
III-2-3
|
20891 |
tabak |
toebak:
toûbak (Q193p Gronsveld)
|
tabak
III-2-3
|
20616 |
tabak snuiven |
snuiven:
sjnoûve (Q193p Gronsveld)
|
snuiven
III-2-3
|
20577 |
tabakspruim |
pruim:
proûm (Q193p Gronsveld),
rolletje:
rölke (Q193p Gronsveld),
sjiek:
sjik (Q193p Gronsveld),
sjiekje:
sjikske (Q193p Gronsveld)
|
pruimtabak (rolletje -) || pruimtabak (stukje) || pruimtabak; Hoe noemt U: Een pluk tabak, om op te kauwen of op te zuigen (chique, sik, sjik, pruim, karot, keesje, rol) [N 80 (1980)]
III-2-3
|
20589 |
tabakssap |
zever:
zeiver (Q193p Gronsveld)
|
Hoe noemt U: Vuil water in een pijp (smierk, nerrik) [N 80 (1980)]
III-2-3
|