24707 |
takken krijgen |
schieten:
ideosyncr.
sjete (Q193p Gronsveld)
|
Takken krijgen, gezegd van een boom (takken). [N 82 (1981)]
III-4-3
|
24605 |
takkenbos |
schans:
sjaans (Q193p Gronsveld)
|
takkenbos
III-4-3
|
33632 |
takkenbos, bussel hout |
schans:
sjaans (Q193p Gronsveld)
|
takkenbos, bussel takken en twijgen [N 27 (1965)]
I-7
|
33690 |
talud |
graaf:
grāf (Q193p Gronsveld)
|
De aflopende kant van een weg, dijk of sloot. Een aantal woordtypen duidt op een sloot of greppel naast de weg, terwijl gevraagd was naar de ø̄aflopende kant van een weg, dijk, of slootø̄. [N M, 27; N 11, 7a; N 11, 7b; monogr.]
I-8
|
19650 |
tamme kanarie |
kanarie:
kenäorie (Q193p Gronsveld, ...
Q193p Gronsveld),
kanarievogel:
kernaolievoëgel (Q193p Gronsveld),
kernäolievoëgel (Q193p Gronsveld, ...
Q193p Gronsveld)
|
kanarie
III-2-1
|
17760 |
tand |
tand:
taand (Q193p Gronsveld)
|
tand [DC 01 (1931)]
III-1-1
|
32914 |
tanden van de hooihark |
tanden:
tan (Q193p Gronsveld)
|
De houten pennen die aan beide zijden uit de dwarsbalk van de hooihark steken; zie afbeelding 11, d. Alle opgaven zijn in het meervoud. [N 18, 92d]
I-3
|
32584 |
tanden van een riek |
schanken:
šɛ̄.ŋk (Q193p Gronsveld),
enkelv
šā.ŋk (Q193p Gronsveld)
|
Van de opgesomde termen zijn de niet-samengestelde meestal ook toepasselijk op de tanden van de mesthaak en van de hooivork. Voor het aantal tanden dat een riek kan hebben, zie men het vorige lemma. [N 11A, 13b + 17b; div.; monogr.]
I-1
|
18068 |
tandpijn |
tandpijn:
taandpèng (Q193p Gronsveld)
|
kiespijn [DC 27 (1955)]
III-1-2
|
17622 |
tandvlees |
tandvlees:
taandvleis (Q193p Gronsveld, ...
Q193p Gronsveld)
|
Hoe noemt men het tandvlees? [DC 30 (1958)] || tandvlees [bibbletjes, bibbertjes] [N 10 (1961)]
III-1-1
|