21884 |
tegenvaller |
strop:
sjtröp (Q193p Gronsveld)
|
een zwaar geldelijk verlies [krook] [N 89 (1982)]
III-3-1
|
32965 |
telen, verbouwen |
verbouwen:
vǝrbou̯ǝ (Q193p Gronsveld)
|
Het voor gebruik tot ontwikkeling brengen van een gewas. Zie ook de meer specifieke lemma''s ''zaaien'' (2.1) en ''poten, planten'' in aflevering I.5. Voor twachten zie Rutten, Haspengouwsch Idioticon 239: "winnen van zaad". [N Q, 9; L 1 a-m; S 20; Wi 43; monogr.]
I-4
|
18840 |
teleurgesteld (worden) |
verneukt:
vernuük (Q193p Gronsveld)
|
in zijn verwachtingen bedrogen uitkomend, teleurgesteld [sneu, snul, bedonderd, beteuterd] [N 85 (1981)]
III-1-4
|
18984 |
teleurstellen |
tegenvallen:
tiëngevalle (Q193p Gronsveld)
|
niet krijgen of ontvangen wat men had verwacht, in zijn verwachtingen bedrogen worden [teleur vallen] [N 85 (1981)]
III-1-4
|
19253 |
ten einde brengen |
gedaan maken:
gedoën maoke (Q193p Gronsveld),
vaardig maken:
vêrdig maoke (Q193p Gronsveld)
|
een werk ten einde brengen, afmaken [bolwerken, opzeilen] [N 85 (1981)]
III-1-4
|
30373 |
tengels |
pleisterlatjes:
plīstǝrlɛtšǝs (Q193p Gronsveld
[(vero)]
)
|
Smalle, in L 210 ongeveer 5 cm brede en 2 cm dikke latten, die met een tussenruimte van 5 à 10 cm tegen de balklaag worden gespijkerd. Zij vormen volgens de invuller uit L 210 de basis voor een glad plafond dat uit riet is gemaakt. [N 54, 146b; monogr.]
II-9
|
30374 |
tengels spijkeren |
pleisteren:
plīstǝrǝ (Q193p Gronsveld
[(vero)]
)
|
De latten, in Q 193 ongeveer 2,2 x 7 cm in doorsnede, op de balklaag aanbrengen. In Q 193 werden de latten met behulp van 'pleisternagelen' ('plīstǝrnē.gǝl') vastgezet. Het woordtype 'de plafond klossen' werd in Q 1 gebruikt voor het aanbrengen van stukken hout tussen de ø̄bruggenø̄ van de bovenliggende vloerlaag. Zij vormden de basis voor een nieuw, glad plafond. Zie ook het lemma 'Balklaag', 'Roostering'. [monogr.]
II-9
|
17632 |
tepel |
deem:
dęǝm (Q193p Gronsveld),
demen:
dē̜mǝ (Q193p Gronsveld),
tepel:
tippele (Q193p Gronsveld),
tet:
tɛt (Q193p Gronsveld)
|
[L 49, 6b; A 30, 6b; Ge 1, 6b]borsttepels [N 10c (1961)] || Deem, speen, borst. [A 30, 6e; L 49, 6e; N 8, 39a, 39b en 40]
I-12, I-9, III-1-1
|
34452 |
tepel van een geit |
deem:
dɛǝm (Q193p Gronsveld)
|
[L 49, 6c; A 30, 6c; Ge 1, 6c; monogr.]
I-12
|
34320 |
tepel, tet |
deem:
dęǝm (Q193p Gronsveld),
tet:
tęt (Q193p Gronsveld)
|
Het afzonderlijk melkgevend orgaan van het varken of de tepel. [N 19, 19a; JG 1a, 1b; L 49, 6d; A 30, 6d; G 1, 6d; monogr.]
I-12
|