34144 |
uitwerpselen van koeien |
flat:
(mv)
flatǝr (Q193p Gronsveld),
flater:
flātǝr (Q193p Gronsveld),
koeflat:
kōflat (Q193p Gronsveld),
koestront:
kōštrōnt (Q193p Gronsveld)
|
[N M, 8a; A 9, 24a; JG 1a, 1b; N 11A, 40a; monogr.; add. uit N 5A (I]
I-11
|
30051 |
uitzetplanken |
bouwplanken:
bouwplanken (Q193p Gronsveld)
|
De planken die men gebruikt bij het uitzetten van een te bouwen huis. De uitzetplanken worden horizontaal tegen de piketten gespijkerd. In Q 111 werkte men bij het uitzetten niet met planken, maar met een koord. [N 30, 24c]
II-9
|
25523 |
uitzeven van de zemelen |
builen:
bȳgǝlǝ (Q193p Gronsveld),
zeven:
zē̜vǝ (Q193p Gronsveld)
|
Het verwijderen van de fijngemaakte hulzen uit het meel. Een eventueel object "meel" is niet gedocumenteerd [N 29, 13b; monogr.; N 29, 15c add.]
II-1
|
17699 |
urine |
water:
waoter (Q193p Gronsveld),
zeik:
zeik (Q193p Gronsveld)
|
urine [N 10c (1961)]
III-1-1
|
17700 |
urineren |
pissen:
pissen (Q193p Gronsveld),
zeiken:
zeike (Q193p Gronsveld)
|
urineren [N 10c (1961)]
III-1-1
|
19027 |
v |
vergeetachtig:
vergëtéchtig (Q193p Gronsveld)
|
zwak van geheugen, niet goed kunnende onthouden [vergetelijk, vergeetachtig] [N 85 (1981)]
III-1-4
|
34043 |
vaalbonte koe |
vaalbonte koe:
vǭlbōntǝ [koe] (Q193p Gronsveld)
|
Zie voor de fonetische documentatie van (koe) het lemma ''koe'' (3.3.1). [N 3A, 131b]
I-11
|
22465 |
vaandel |
drapeau (fr.):
drappoo (Q193p Gronsveld),
Van het fr. drapeau.
drappoo (Q193p Gronsveld),
vaandel:
vendel (Q193p Gronsveld),
Mêt t sjötte- uüver de gräover goën mêt Broonkmaondig.
vèndel (Q193p Gronsveld),
vlag:
Ook: drappoo.
vlag (Q193p Gronsveld)
|
1. Vlag. || De aan de stok gedragen doek met de kleuren of emblemen van een vereniging of gilde [vaandel, vendel, vaan]. [N 88 (1982)] || Vaandel. || Vlag.
III-3-2
|
22466 |
vaandeldrager |
vaandeldrager:
vendeldreger (Q193p Gronsveld)
|
Degene die het vaandel draagt in een schutterij, gilde [vaandrig, venderik, afferis, vendelzwaaier]. [N 88 (1982)]
III-3-2
|
34061 |
vaars |
rind:
rēnt (Q193p Gronsveld),
vaars:
vęi̯ǝs (Q193p Gronsveld)
|
Jonge koe van ongeveer twee jaar die nog geen kalf heeft gehad of voor de eerste maal kalft. [JG 1a, 1b; A 2, 38; A 4, 11; Gwn V, 6; L 8, 27; L 20, 11; R 3, 37; S 38 en 49; Wi 16; monogr.; add. uit N 3A, 20]
I-11
|