32765 |
vierhoekige eg |
vierkantige [eg]:
vērkɛ̄ntegǝ [eg] (Q193p Gronsveld)
|
De oude houten, later ook ijzeren eg die een vierhoekig geraamte had; zie afb. 53 en 54. Deze eg was niet altijd vierkant of rechthoekig: soms waren de hoofdbalkjes lichtelijk gebogen of vormden de balken een ruitvormig raam. Waar de vierhoekige eg blijkens de opgaven als onkruideg en/of als zaadeg in gebruik was, is vermeld in de betrokken lemmata. Zie verder het lemma ''eg''. [JG 1a; JG 1b add.; N 11, 71 + 72 + 75 add.; N J 10; A 13, 16b; div.; monogr.]
I-2
|
20574 |
vieruursboterham |
koffie, de -:
de koffie (Q193p Gronsveld),
koffie (Q193p Gronsveld),
alle andere maaltijden
de koffie (Q193p Gronsveld),
koffiedrinken, het -:
koffiedreenke (Q193p Gronsveld),
koffiedrinken (Q193p Gronsveld)
|
broodmaaltijd (om vier uur) || de maaltijd met brood rond 4 uur [N 07 (1961)] || maaltijden; Hoe noemt U: Namen voor de verschillende maaltijden, afhankelijk van de tijd van de dag, eventueel van het jaar [N 80 (1980)] || namen en uren van de dagelijkse maaltijden: 15 uur [ZND 18G (1935)] || namiddagkoffie
III-2-3
|
21542 |
vijf frank |
stuk van vijf frank:
e sjtuk vaan vief frang (Q193p Gronsveld, ...
Q193p Gronsveld)
|
5 franc, een ~ (van zilver) [N 21 (1963)] || 5 franc, een ~ (wit metaal) [N 21 (1963)]
III-3-1
|
21610 |
vijf-guldenstuk |
gouden vijfje:
e gowwe vijfke (Q193p Gronsveld)
|
vijf-guldenstuk, een ~ [N 21 (1963)]
III-3-1
|
20894 |
vijg |
vijg:
viég (Q193p Gronsveld),
ideosyncr.
viég (Q193p Gronsveld)
|
De eetbare, zoete, vlezige vrucht van de vijgeboom (vijg, smeerlap, vijgedaal). [N 82 (1981)] || vijg
III-2-3
|
25354 |
vijl |
vijl:
v ̇ęjl (Q193p Gronsveld)
|
In het algemeen een staafvormig stalen werktuig met inkepingen voor het bewerken, slijpen of gladmaken van harde materialen. Zie ook het lemma ɛvijlɛ in wld II.11, pag. 69. Het materiaal hier vormt een aanvulling op dit lemma.' [S 40; A 14, 12a, add.; monogr.]
II-12
|
31371 |
vijlen |
vijlen:
v ̇ęjlǝ (Q193p Gronsveld)
|
Een stuk hout bewerken met de houtvijl. [N 53, 159; A 38, 61; monogr.]
II-12
|
24961 |
vijver |
poel:
pool (Q193p Gronsveld),
wijert:
wijjert (Q193p Gronsveld),
węjǝrt (Q193p Gronsveld)
|
klein natuurlijk of gegraven waterbekken, bijv. in een tuin [vijver, wijer, wijert, kuil, poel] [N 81 (1980)] || Kleine, natuurlijke of (meest) gegraven, vaak omsloten waterplas. Vroeger groef men vaak vijvers om er vis in te houden. Tegenwoordig is de vijver vaak een deel van een park- of tuinaanleg. [R 7, 18; S 40; A 20, 1e; L 8, 47; monogr.]
I-8, III-4-4
|
24386 |
vin |
vin:
Gronsveld Wb
vên (Q193p Gronsveld)
|
Hoe noemt u het min of meer waaiervormige voortbewegingsorgaan van een vis, op de rug, borst en buik en aan de staart (vin, vlim) [N 83 (1981)]
III-4-2
|
17768 |
vinger |
vinger:
vinger (Q193p Gronsveld),
vîŋər (Q193p Gronsveld)
|
vinger [DC 01 (1931)], [RND]
III-1-1
|