24444 |
vliegend ongedierte |
muggen:
WLD
múg (Q193p Gronsveld)
|
vliegend gedierte [N 26 (1964)]
III-4-2
|
33986 |
vliegennet |
vliegennet:
vlēgǝnęt (Q193p Gronsveld)
|
Fijnmazig net dat over een ingespannen paard wordt gehangen om het tegen vliegen te beschermen. [JG 1a, 1b, 2a, 2b; N 13, 82a]
I-10
|
19452 |
vliegenraam, hor |
vliegenhortje:
vlegehëurdsje (Q193p Gronsveld)
|
Vlechtwerk van metaaldraad in een raam gevat dat voor een venster wordt gezet om het binnenvliegen van insekten te beletten (hor, horretje, zeef, draad) [N 79 (1979)]
III-2-1
|
22375 |
vlieger |
waaierd:
weijert (Q193p Gronsveld),
[Met afbeelding pag. 557].
wejjert (Q193p Gronsveld)
|
Het speelgoed bestaande uit een licht gestel, met papier bespannen, dat aan een lang touw in de lucht opgelaten wordt [vlieger, boog, draak, beugel, vliegaard, vliegerd]. [N 88 (1982)] || Vlieger, bep. kinderspeeldgoed.
III-3-2
|
24499 |
vlier |
heulenteer:
huülenter (Q193p Gronsveld)
|
vlier
III-4-3
|
19380 |
vliering |
bovenste zolder:
buüveste zolder (Q193p Gronsveld)
|
Verdieping boven een zolder, onder de pannen, meestal gebruikt als opslagruimte (vliering, scheerzolder, bovenzolder, hanezolder) [N 79 (1979)]
III-2-1
|
24392 |
vlinder |
pepel:
pi.pəl (Q193p Gronsveld),
piepel (Q193p Gronsveld, ...
Q193p Gronsveld,
Q193p Gronsveld),
piépel (Q193p Gronsveld)
|
vlinder [GV Gr (1935)], [ZND 18G (1935)] || vlinder, algemeen [DC 18 (1950)] || vlinder, pepel [RND]
III-4-2
|
18701 |
vlinderdasje |
strikje:
sjtrikske (Q193p Gronsveld)
|
vlinderstropdas [nondejuuke, striekske] [N 23 (1964)]
III-1-3
|
24396 |
vlo (enk.) |
mensenvlo:
mensevloe (Q193p Gronsveld),
WLD
mènsevloe (Q193p Gronsveld),
vlo:
vlôê (Q193p Gronsveld),
WLD
vloe (Q193p Gronsveld)
|
mensenvlo [N 26 (1964)] || vlo (znw enk) [foekket, zjwarte riejer] [N 26 (1964)]
III-4-2
|
24395 |
vlo (mv., fon.) |
vloe:
vlū (Q193p Gronsveld),
vlu:
WLD
vlu (Q193p Gronsveld)
|
vlo (znw mv) [N 26 (1964)]
III-4-2
|