24515 |
vrucht zetten |
spenen:
ideosyncr.
sjpiene (Q193p Gronsveld)
|
Vruchten vormen, vrucht zetten (spenen, laden). [N 82 (1981)]
III-4-3
|
33681 |
vruchtbare grond |
goede grond:
gōi̯ǝ grōnt (Q193p Gronsveld),
wasbare grond:
wasbārǝ grōnt (Q193p Gronsveld)
|
Grond van een dergelijke samenstelling dat de groei van de geteelde gewassen er gunstig door wordt beïnvloed en die gunstig reageert na bemesting. Goede grond die geschikt is voor de teelt. [N 27, 28; N 27, 29; N 27, 30]
I-8
|
21584 |
vruchtgebruik |
vruchtgebruik:
vröchgebruuk (Q193p Gronsveld)
|
het recht om levenslang gebruik te maken van een anders goed [tocht, bij leven] [N 89 (1982)]
III-3-1
|
20184 |
vruchtvlies |
helm:
helm (Q193p Gronsveld)
|
Vlies waarin het ongeboren kind zich bevindt (helm). [N 84 (1981)]
III-2-2
|
24966 |
vuil waterx |
gietwater:
götwäoter (Q193p Gronsveld)
|
vuil water [mooswater, getwater] [N 81 (1980)]
III-4-4
|
19498 |
vuilnisbak |
drekbak:
drekbak (Q193p Gronsveld)
|
vuilnisbak
III-2-1
|
17658 |
vuist |
vuist:
n voes (Q193p Gronsveld)
|
vuist [N 10 (1961)]
III-1-1
|
22342 |
vuistslag op de rug |
drof:
drōf (Q193p Gronsveld)
|
Een slag met de vuist op iemands rug [druts, does, dof]. [N 88 (1982)]
III-3-2
|
19543 |
vuurslag |
vuurslag:
vuurslaog (Q193p Gronsveld)
|
slagpen, stalen ~ in de tondeldoos (stool, vuurslag) [N 20 (zj)]
III-2-1
|
19544 |
vuursteen |
vuursteen:
vuursjtein (Q193p Gronsveld)
|
vuursteen in de tondeldoos [N 20 (zj)]
III-2-1
|