25209 |
windhoos |
houwmouwtje:
howmauwke (Q193p Gronsveld)
|
klein windhoosje, dwarrelig van bladeren en zand [echelstaart, keujmenke] [N 22 (1963)]
III-4-4
|
25958 |
windmolen |
windmolen:
węnjtj[molen] (Q193p Gronsveld)
|
Een molen die door de wind wordt aangedreven. De windmolen kan worden onderverdeeld in twee belangrijke hoofdgroepen: de standerdmolen en de Hollandse molen. Zie voor de fonetische documentatie van het woorddeel -ømolenŋ het lemma ɛmolenɛ.' [Sche 2; Grof 2; monogr.; N D add.]
II-3
|
25208 |
windstilte |
windstil (weer):
weendsjtil (Q193p Gronsveld),
⁄t ês weendsjtil (Q193p Gronsveld)
|
windstil, zonder wind, gezegd van het weer [blak, stil] [N 81 (1980)] || windstilte, toestand dat er geen wind is [blakte] [N 81 (1980)]
III-4-4
|
33832 |
windzuiger |
windschepper:
wēntšø̜pǝr (Q193p Gronsveld),
windzuiker:
wēntzūkǝr (Q193p Gronsveld)
|
Paard dat zich bijv. op de rand van een deur of voerbak vastklemt en met een klokkend geluid lucht naar binnen zuigt, die in de plaats van in de longen in de maag terechtkomt. Door te veel lucht in de maag kan het koliek (zie het lemma ''buikkrampen'' (7.4)) krijgen. [JG 1a, 1b; N 8, 62q, 84f en 85; A 48A, 41b en 41c]
I-9
|
21782 |
winkel |
winkel:
weenkel (Q193p Gronsveld)
|
het huis of een gedeelte van een huis waar koopwaren in het klein worden verkocht [winkel, nering, doening] [N 89 (1982)]
III-3-1
|
18434 |
winkelhaak |
winkelhaak:
weŋkǝlhǭk (Q193p Gronsveld)
|
Haak waarvan de armen een hoek van 900 vormen. Met de winkelhaak wordt haaks afgetekend en worden werkstukken op hun haaksheid gecontroleerd. Zie ook afb. 2. [N 30, 13a; monogr.]
II-9
|
22770 |
winnen |
winnen:
(w)Ene (Q193p Gronsveld),
wênne (Q193p Gronsveld)
|
winnen [GTRP (1980-1995)] || Winnen.
III-3-2
|
21881 |
winst |
winst:
wêns (Q193p Gronsveld)
|
de opbrengst boven de kosten [winst, voordeel, bonheur, beneficie, rabat, avetje] [N 89 (1982)]
III-3-1
|
18676 |
winterkleren |
winterkleren:
weenterkléjer (Q193p Gronsveld)
|
winterkleren [N 23 (1964)]
III-1-3
|
24279 |
winterkoninkje |
koninkje:
keuninske (Q193p Gronsveld),
kuuninkse (Q193p Gronsveld),
kuüninkske (Q193p Gronsveld)
|
Hoe heet de winterkoning? [DC 06 (1938)] || winterkoning || winterkoning (9,5 overal bekend; klein beweeglijk bruin bolletje met opstaand wiebelstaartje; maakt bolnest met zijopening; veel jongen; zang leuk liedje, ook s winters [N 09 (1961)]
III-4-1
|