e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Gronsveld

Overzicht

Gevonden: 4947
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
bont als apart kledingstuk pels: peels (Gronsveld), poes: poes (Gronsveld) bont, zachtharig dierenvel (das, vos, e.d.) als los kledingstuk [poes, pels, mansjel] [N 23 (1964)] || smalle strook bont III-1-3
bont en blauw slaan bont en blauw houwen: bōnd ɛn blaouw gəhāuə (Gronsveld) bont en blauw geslagen [RND] III-1-2
bonte koe met zwarte kop zwartkop: žwartkǫp (Gronsveld) [N 3A, 128] I-11
bonte kraai bonte kraai: boonte kraoj (Gronsveld), maaskraai: maoskraoj (Gronsveld), witte kraai: witte kraoi (Gronsveld) Hoe heet de bonte kraai? [DC 06 (1938)] || kraai, bonte — || kraai, zwarte en bonte ~ (47 als roek [076] zonder kale plek; veren niet zo slordig en met groenige glans; broedt eenzaam in bos; roep [korrr] [N 09 (1961)] III-4-1
bonte specht, specht bonte specht: boonte sjpech (Gronsveld) specht, bonte ~ (23 / 14,5 zwart-wit; grote soort is vrij gewoon, kleine soort zeldzaam [N 09 (1961)] III-4-1
bontkraag loeteren kraag: sub loeter. [WNT: loet (I), Mnl. loete. [...] namen van stijve of lompe voorwerpen [...]. De oorsprong van het woord is onbekend]  `nne loetere kräog (Gronsveld), pelskraag: peelkraag (Gronsveld), peelskräog (Gronsveld) kraag van bont [N 23 (1964)] || kraag van ottervel || pels, bont -> pelskraag III-1-3
bontmantel bontmantel: boontmantel (Gronsveld), pelsjas: peelsjas (Gronsveld) bontmantel [N 23 (1964)] III-1-3
boog boog: boͅ:ch (Gronsveld), ene bohch(j) (Gronsveld), center: sēntǝr (Gronsveld  [(boog van een poort)]  ), kielenboog: (Van "piél en baog"?) Vuur nne - te mäoke kênste t bêste êsjehoüt gebruke.  kiélebaog (Gronsveld) boog [GTRP (1980-1995)], [RND] || Boog, bep. schiettuig. || Gebogen holronde overdekking van een muuropening. Bogen worden vooral toegepast bij overspanningen die groter zijn dan 1 meter of bij zware belasting. Zie ook afb. 52. Met het woordtype 'segmentboog' wordt een boog in de vorm van een cirkelsegment aangeduid. De woordtypen 'strekboog', 'strek' en 'scheitrechte boog' worden gebruikt voor een boog met een horizontale welflijn. In L 290 en L 291 werd een halfronde boog zonder ramen vaak als ontluchting in de gevels van schuren of stallen aangebracht. Men noemde dit: 'een halve maan' ('ǝn halǝf mǭn'). In Q 121 werd in het midden van de boog dikwijls een ornament of kijlvormige gevelsteen geplaatst. Zie ook het lemma 'Sluitsteen'. [N 32, 16a; N 32, 17a; N 4A, 40a; monogr.] II-9, III-3-2
boogschuttersgilde schutterij: sjöttery (Gronsveld) Schutterij. III-3-2
boom (alg.) boom: baom (Gronsveld), boüm (Gronsveld), boͅu̯m (Gronsveld), buim (mv.): böjm mv (Gronsveld) boom [DC 35 (1963)], [RND] III-4-3