19367 |
buitenverblijf |
buitenverblijf:
boéteverblie⁄f (Q193p Gronsveld)
|
Een groot huis met een tuin buiten de stad; vaak het buitenverblijf van in de stad wonende mensen (villa, landhuis, buitenverblijf, campagne, buiten, hof) [N 79 (1979)]
III-2-1
|
18523 |
buitenzak op een jas |
tas:
tès (Q193p Gronsveld)
|
buitenzak in een jas [jassetes] [N 23 (1964)]
III-1-3
|
24135 |
buizerd |
buizerd:
beuzerd (Q193p Gronsveld),
buizerd (Q193p Gronsveld),
buizert (Q193p Gronsveld),
bûizerd (Q193p Gronsveld)
|
buizerd || buizerd (54 grote, plompe, slome vogel; brede vleugels en korte staart; vaak op paaltjes in weilanden; vaak te zien; broedt zeldzaam in bossen [N 09 (1961)]
III-4-1
|
21349 |
bullebak |
bullebak:
bullebak (Q193p Gronsveld)
|
iemand die probeert door nors, ruw optreden anderen bang te maken [woew, bietebouw, bullebak] [N 85 (1981)]
III-3-1
|
30087 |
bult |
buik:
būk (Q193p Gronsveld)
|
Naar voren komend gedeelte van het metselwerk van een muur. Bulten in een muur kunnen ontstaan door onnauwkeurig metselwerk. Ook door ouderdom of verzwakking van het metselwerk kunnen muren uitzetten en zo bulten ontwikkelen. [N 31, 47b]
II-9
|
21118 |
bundel groenten |
busseltje:
ideosyncr.
bösselke (Q193p Gronsveld)
|
Een bundel samengebonden groenten zoals asperges, prei, etc. (bussel, bos). [N 82 (1981)]
III-2-3
|
24459 |
bunzing |
fis:
vis (Q193p Gronsveld)
|
bunzing
III-4-2
|
22489 |
burenovertrek |
bageren:
bagere (Q193p Gronsveld)
|
Het gebruik dat bij een verhuizing het gezin op versierde wagens naar de nieuwe woning gebracht werd. [N 88 (1982)]
III-3-2
|
32828 |
burries van de landrol |
bomen:
b˙ø̜i̯m (Q193p Gronsveld),
gestel:
kǝrštɛl (Q193p Gronsveld)
|
De beide bomen aan het raam van de ijzeren rol, waartussen het paard wordt ingespannen. [JG 1a; N 11A, 185d; monogr.]
I-2
|
21245 |
bus |
bus:
bös (Q193p Gronsveld)
|
bus: Wij moeten ons haasten om de - te halen [DC 27 (1955)]
III-3-1
|