24664 |
dovenetel (alg.) |
doofnetel:
attributief van doüf, "doof"; homofoon van doûf, "duif
doûf niétel (Q193p Gronsveld)
|
dovenetel
III-4-3
|
20659 |
draad |
rank:
rèng (Q193p Gronsveld)
|
de draden of randen van peulvruchten [N Q (1966)]
III-2-3
|
33738 |
draadafrastering |
balie:
baj (Q193p Gronsveld)
|
Omheining of afrastering van palen verbonden door ijzerdraad, prikkeldraad of andere draad. [N M, 67; N 14, 62; A 25, 4f; L 19B, 6; JG 2c; monogr.]
I-8
|
33982 |
draagriem |
zadelhelp:
zǭlhɛlp (Q193p Gronsveld)
|
Riem die op het lagere middengedeelte van het schoftzadel wordt gelegd en die twee lussen bevat die de berries van de kar ophouden. [JG 1b, 1c, 2a, 2b; N 13, 70]
I-10
|
17856 |
draaien |
draaien:
driejen (Q193p Gronsveld),
zich gooien:
zich goeje (Q193p Gronsveld),
zwenken:
zjweenke (Q193p Gronsveld)
|
draaien [DC 02 (1932)] || Draaien: een andere richting aannemen, draaien (wenden, wenken, wengen, zwenken, keren). [N 84 (1981)]
III-1-2
|
34255 |
draaiende karnton |
draaivat:
drīvāt (Q193p Gronsveld),
drīvǭt (Q193p Gronsveld)
|
De karnton wordt met een zwengel of een wiel zelf rondgedraaid. Deze ton, waarin de boter door draaien wordt gemaakt, draait zelf mee. Zie voor de fonetische documentatie van (boter) en (botter) het lemma ''boter'' (12.14) in deze aflevering. [N 12, 51, 56 en 58; L 1a-m; L 27, 30 en 69; JG 1a, 1b, 1d, 2c; Ge 22, 10, 26, 29, 34 en 37; A 7, 19; S 17; monogr.]
I-11
|
34082 |
draaiers |
draaiers:
drii̯ǝrs (Q193p Gronsveld)
|
De kleine heupen achter de grote heupen, meestal in de vorm van uitstekende botten of knobbels. [N 3A, 110b]
I-11
|
33727 |
draaihek |
gaard:
gǭr (Q193p Gronsveld),
vouwer:
vawǝr (Q193p Gronsveld),
vāwǝr (Q193p Gronsveld)
|
Een hek dat op scharnieren of haken draait aan de ingang van een wei, gemaakt van prikkeldraad of houten latten. [N 14, 68a; N M, 5; A 25, 5d; L B 19, 6; monogr.]
I-8
|
24950 |
draaikolk |
kolk:
koülk (Q193p Gronsveld)
|
kolk, plaats in water waar een snel ronddraaiende stroom is die voorwerpen kan meeslepen en naar beneden trekken [willing, wieling, waal, wolf, draaipol] [N 81 (1980)]
III-4-4
|
24311 |
dracht, drachtig zijn |
dracht:
Gronsveld Wb
drach (Q193p Gronsveld)
|
Hoe noemt u de dracht van honden, katten, konijnen etc. (kipsel) [N 83 (1981)]
III-4-2
|