e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Gronsveld

Overzicht

Gevonden: 4947
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
drachtig vol: vōl (Gronsveld) [N 3A, 33] I-11
drachtige merrie volle meer: vǫl mē̜r (Gronsveld) De merrie "behoudt", als men na een drietal weken zekerheid heeft dat ze drachtig is; bij een miskraam "verwerpt" ze. [JG 1a, 1b; N 8, 50a] I-9
draden of randen van peulvruchten ringen/randen: reng (Gronsveld) [N Q (1966)] I-7
dragen dragen: draage (Gronsveld) dragen [DC 02 (1932)] III-1-2
dragen, gezegd van ijs dragen: dräoge (Gronsveld) dragen gezegd van ijs waarop men kan lopen [lijden, helen, houden] [N 81 (1980)] III-4-4
dragon dragon: ideosyncr.  dragoûjn (Gronsveld, ... ) Dragon; een overblijvende plant met smalle gaafrandige bladeren en 3 mm grote bloemhoofdjes waarvan de jonge bladeren dienen als specerij in sla en bij het inmaken van augurken, zilveruitjes, etc. (drakewortel, kloppenkruid, stragoen). [N 82 (1981)] I-7, III-2-3
drank drank: draank (Gronsveld), drinkens: dreenkes (Gronsveld) drank || drank; Hoe noemt U: Dat wat gedronken wordt (drinken, soopje, zuip) [N 80 (1980)] III-2-3
draven draven: drǭvǝ (Gronsveld) In draf gaan, een actieve twee-tempogang, waarbij een diagonaal benenpaar gelijkmatig wordt opgeheven en weer neergezet, bijv. eerst linkervoorbeen en rechterachterbeen, daarna beide andere benen, met daartussen een zweefmoment. Zie afbeelding 9. [JG 1b; N 8, 81b en 81d] I-9
drenzen blren: cf. Schuermans, p. 59, s.v. "bleken"= blaten  blère (Gronsveld), dreissen: RhWb I, 1482: dreissen, dreisten: durch Klagen lästig fallen  dreisse (Gronsveld), jammeren: iemmere (Gronsveld), joenken: joonke (Gronsveld) drenzen: de kinderen drenzen de hele dag [DC 16 (1948)] || jengelen || op een zeurderige toon huilen [drenzen, jengelen, janken, drammen, simmen] [N 85 (1981)] || op zeurderige toon huilen [knooiachtig, dremmerig] [N 85 (1981)] III-1-4
dressoir dressoir: dresswaar (Gronsveld) Kast zonder opbouw, voor zilver- of glaswerk (dressoir, lage kast, zilverkast) [N 79 (1979)] III-2-1