18116 |
eelt, eeltknobbel |
eelt:
èèlt (Q193p Gronsveld),
eeltknobbel:
èèltknoebel (Q193p Gronsveld),
kwert:
kwèèrt (Q193p Gronsveld)
|
eelt, eeltknobbel [zweel, zweil, weer, jelt] [N 10a (1961)]
III-1-2
|
33803 |
eeltwrat, zweelwrat |
speen:
špēn (Q193p Gronsveld)
|
Wratvormige uitwassen (zweel = eelt) binnenwaarts aan de hoofdschenkels van voor- en achterpoten. Ze zijn, net als de vingerafrukken bij de mens, volkomen individueel. Men veronderstelt dat ze overblijfselen van een extra teen of aanhangsel zijn. Zie afbeelding 2.27. [A 4, 2e; L 20, 2e; N 8, 32.1, 32.3, 32.4, 32.13, 32.15 en 32.16]
I-9
|
22483 |
een april |
een april:
1 apreel (Q193p Gronsveld)
|
De dag waarop men lichtgelovige personen om een onzinnige boodschap stuurt (1 april). [N 88 (1982)]
III-3-2
|
21811 |
een bevel opvolgen |
luisteren:
loéstere (Q193p Gronsveld)
|
een bevel opvolgen [pareren, luisteren, gehoorzamen] [N 85 (1981)]
III-3-1
|
20145 |
een blauwtje lopen |
een blauw lopen:
’n blaw loüpe (Q193p Gronsveld)
|
een blauwtje lopen
III-2-2
|
20505 |
een borrel drinken |
de keel smeren:
de kèl sjmère (Q193p Gronsveld),
een kleintje pitsen:
e kleineke pitsje (Q193p Gronsveld),
noekelen:
nôgkele (Q193p Gronsveld),
pimpelen:
peempele (Q193p Gronsveld),
zich een gaan drinken:
zich ’nne goën dreenke (Q193p Gronsveld),
zich een gaan pitsen:
zich ’nne goën pitsje (Q193p Gronsveld),
zich een vangen:
zich ’nne vange (Q193p Gronsveld),
zwegelen:
zjwëgele (Q193p Gronsveld)
|
drinken (alc. drank) || drinken (een glaasje gaan -) || jenever drinken; Hoe noemt U: Jenever drinken (proeven, likken) [N 80 (1980)]
III-2-3
|
20941 |
een boterham smeren |
een boterham smeren:
ən būtram šmēͅrə (Q193p Gronsveld)
|
smeren [RND]
III-2-3
|
22484 |
een cadeau geven |
schenken:
sjeenke (Q193p Gronsveld)
|
Kado geven [schenken, besteken]. [N 89 (1982)]
III-3-2
|
32600 |
een composthoop maken en omzetten |
mengelen:
męŋǝlǝ (Q193p Gronsveld)
|
Bij het maken van een composthoop wordt het afval veelal vermengd met kalk of mergel en het geheel bedekt met aarde ter bevordering van een goede vertering. Ongeveer drie keer per jaar moet men de composthoop omzetten, om alles goed te vermengen en te laten verteren. [N 11A, 38c + d; monogr.]
I-1
|
34532 |
een ei |
ei:
ē̜i̯ (Q193p Gronsveld),
ęi̯ (Q193p Gronsveld)
|
[L 1a-m; L 3, 8; L 5, 79; L 26, 13b; L 30, 18b; L 35, 7; JG 1b; RND 123; Vld.; monogr.]
I-12
|