e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Grubbenvorst

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
spruw spruw: sprouw (Grubbenvorst) spruw [SGV (1914)] III-1-2
spuiten spuiten: spuite (Grubbenvorst) spuiten [SGV (1914)] III-4-4
staan staan: stoan (Grubbenvorst, ... ) staan [DC 02 (1932)], [SGV (1914)] III-1-2
staart staart: staart (Grubbenvorst), stárt (Grubbenvorst, ... ), stɛrt (Grubbenvorst) [A 2, 37; L 29, 27; S 35; monogr.]staart [DC 02 (1932)], [SGV (1914)] || Zie afbeelding 2.37. [JG 1a, 1b; RND 60] I-11, I-9, III-4-2
stad stad: stad (Grubbenvorst), stat (Grubbenvorst) stad [RND], [SGV (1914)] III-3-1
stal stal: sta.l (Grubbenvorst) Een ruimte in het algemeen, die onderdak biedt aan vee. De benamingen kunnen zowel het gebouw, als de ruimte daarbinnen betreffen. Meestal wordt kortheidshalve van "de stal" gesproken, als men het veeverblijf en met name de koestal bedoelt. [JG 1a en 1b; Wi 11; S 50; L A1, 4; RND 97; monogr.; add. uit N 5A, passim] I-6
standbeeld standbeeld: stantbe.lt (Grubbenvorst) standbeeld [RND] III-3-2
steeg, steegje gats, gatsje: gats (Grubbenvorst), getske (Grubbenvorst) steeg [SGV (1914)] || steegje [SGV (1914)] III-3-1
steek steek: steek (Grubbenvorst) steek [SGV (1914)] III-1-2
steel van de zicht werf: wɛ̄rǝf (Grubbenvorst) Houten gedeelte van de zicht. De lengte hiervan is ¬± 80 cm; aan het ene uiteinde zit het handvat en aan het andere wordt het blad bevestigd. Zie de algemene toelichting bij paragraaf 4.2 en afbeelding 5. Vergelijk ook lemma en kaart ''steel van de zeis'' (3.2.3) in aflevering I.3. Omdat men ter plaatse de zicht vanouds niet gebruikte, is er voor de steel geen naam bekend in: L 312, 313, 315, 316, 353, 354, 355, 356, 358, 359, 361, 362, 363, 364, 365, 366, 368 en 413. Als voor dezelfde plaats zowel een simplex (werf, gewerf) alsook een samenstelling (zichtewerf e.d.) is opgegeven, is in dit lemma alleen het simplex opgenomen. De snaad-opgaven zijn wel overdrachtelijk vanwege de steel van zeis; de steel-opgaven zijn doorgaans jong. Voor de fonetische documentatie van het woorddeel [zicht] zie het lemma ''zicht'' (4.3.1). [N 18, 70a; JG 1a, 1b, 2c; A 14, 8; L 45, 8; monogr.; add. uit: N 14, 131; A 14, 10; Lu 1, 16.2] I-4