e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Grubbenvorst

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
vlieger vlieger: ik vlieg ; ik vleeg  vleger (Grubbenvorst) vlieger (speeltuig) [SGV (1914)] III-3-2
vlinder vliemus: fliemusch (Grubbenvorst), vlinder: vlinder (Grubbenvorst, ... ) vlinder [Roukens 03 (1937)], [SGV (1914)], [ZND 18G (1935)] III-4-2
vlo (enk.) vlo: vloä (Grubbenvorst) vloo [SGV (1914)] III-4-2
vlo (mv., fon.) vlun: vluë (Grubbenvorst) vlooien [SGV (1914)] III-4-2
vloeken vloeken: vlooke (Grubbenvorst) vloeken [SGV (1914)] III-3-1
vloer vloer: vlūr (Grubbenvorst) Zie voor het woordtype 'beleg' ook RhWb V, k. 301, s.v. 'Beleg': ø̄Fussboden aus Steinbelagø̄. Volgens Jongeneel (Heerlens Woordenboek, pag. 19) maakten de boeren uit de omgeving van Heerlen steenharde, waterdichte vloeren van zand, kalk of cement en kolensintels. [S 41; N 54, 128; monogr.; Vld.] II-9
vod plag: plak (Grubbenvorst), plakke (Grubbenvorst) vod [SGV (1914)] || vodden [SGV (1914)] III-1-3
voddenkoopman plaggenkerel: plakkekêl (Grubbenvorst) voddenkoopman [SGV (1914)] III-3-1
voederbak voor de kippen voerbak: vōrbak (Grubbenvorst) De vaak gootvormige bak in het kippenhok waar men het kippenvoer indoet. [A 48, 16d] I-6
voederbieten onkelreuben: oŋkǝlrø̄bǝ (Grubbenvorst) Beta vulgaris L. subsp. vulgaris. De algemene benaming van de bieten die gekweekt worden om als veevoeder te worden gebruikt. De voederbiet groeit grotendeels boven de grond, in tegenstelling tot de suikerbiet waarvan alleen de bladerkruin boven de grond uitkomt. De plant gedijt het best op losse vochthoudende zandgrond en verdraagt zware stalmest- of gierbemesting. Het is vanouds een in Limburg veel verbouwd veevoeder dat in het eigen gemengde bedrijf werd benut. Voor de fonetische documentatie van het tweede woorddeel in de samenstellingen zoals voederbieten, waarvan dat tweede element ook als enkelvoudig woord in het lemma voorkomt, zie onder dat enkelvoudig woord, i.c. bieten. In de vragenlijsten is steeds naar de meervoudsvorm gevraagd. [N 12, 38; N 12A, 1; JG 1a, 1b, 1d, 2b, 2c; A 13, 2b; L 43, 4b; monogr.] I-5