33300 |
wieden, algemeen |
geden:
gē̜i̯ǝ (L249p Grubbenvorst)
|
Onkruid bestrijden in het algemeen, ongeacht de manier waarop of het gereedschap waarmee dat gebeurt. Vergelijk ook de meer specifieke handelingen in de andere lemmaɛs van deze paragraaf. De benamingen voor het object onkruid, dat in de woordtypen tussen haken is geplaatst, vindt men in het lemma Onkruid, Algemeen. [N 15, 2; N Q, 11b; JG 1a, 1b, 2c; A 47, 11b; L B2, 272; L 8, 92; S 43, Wi 39; monogr.; add. uit N 18, 8b; A 39, 1b]
I-5
|
19969 |
wieg |
wieg:
wieg (L249p Grubbenvorst)
|
wieg [SGV (1914)]
III-2-2
|
34574 |
wiel |
rad:
rāt (L249p Grubbenvorst),
meervoud
rāi̯ (L249p Grubbenvorst)
|
Algemene benaming voor het wiel van een kar of een wagen. De karren en wagens hebben aanvankelijk houten wielen met daarrond een ijzeren band, om slijtage tegen te gaan. Na de tweede wereldoorlog werden deze houten wielen geleidelijk aan vervangen door wielen met luchtbanden. Afhankelijk van de omtrek heeft een wiel tien tot veertien spaken. [N 17, 57a-b + add; N 18, 99 + add; N G, 4; JG 1a + 1b; Gi 1,1; L 20, 21; L 38, 41; A 2, 60; A 4, 21; A 43, 1a-b; Wi 5; S 29; monogr.]
I-13
|
23295 |
wijden |
wijden:
wieje (L249p Grubbenvorst)
|
wijden [SGV (1914)]
III-3-3
|
20852 |
wijn |
wijn:
wien (L249p Grubbenvorst),
wīēn (L249p Grubbenvorst)
|
wijn [RND], [SGV (1914)]
III-2-3
|
20825 |
wijnazijn |
wijn-edik:
wiènêk (L249p Grubbenvorst)
|
wijnazijn [SGV (1914)]
III-2-3
|
33524 |
wijnstok, wingerd |
druivenwingerd:
droevewiejer (L249p Grubbenvorst, ...
L249p Grubbenvorst)
|
[SGV (1914)]wingerd [SGV (1914)]
I-7
|
24278 |
wilde gans |
wilde gans:
een wilde gans (L249p Grubbenvorst)
|
wilde [v] [een ~ gans] [SGV (1914)]
III-4-1
|
24611 |
wilde roos (hondsroos, enz.) |
rozenstam:
roäzestam (L249p Grubbenvorst)
|
rozenbottel [SGV (1914)]
III-4-3
|
19074 |
willen |
willen:
ik wil ; ik wil jij wilt ; døøw wils, dich wilst hij wilt ; hên wilt wil hij? ; wilt hên? ik wou ; ik woäi jij woudt ; døøw woäist wij wilden ; weei woäie wat wou jij? ; waat woäis tøøw? wat wou hij? ; waat woäi hê?
wille (L249p Grubbenvorst)
|
willen [SGV (1914)]
III-1-4
|