e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Grubbenvorst

Overzicht

Gevonden: 1571
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
woord woord: woärd (Grubbenvorst), woͅərt (Grubbenvorst) woord [RND], [SGV (1914)] III-3-1
worstelen worstelen: wŏŏrstele (Grubbenvorst) worstelen [SGV (1914)] III-3-2
wortel wortel: wǫrtǝl (Grubbenvorst) Het deel van de plant dat onder de grond blijft. Het is in de materiaalverzamelingen overal duidelijk gemaakt dat het niet om groente gaat. Vergelijk daartoe de lemma''s ''winterwortel'' en ''tuinworteltje'' in de aflevering over de moestuin. [JG 1a, 1b; L 8, 100a; L 15, 28; S 45; monogr.] I-4
wortel (alg.) wortel: wortel (Grubbenvorst) wortel [SGV (1914)] III-4-3
wrat wrat: vrat (Grubbenvorst) wrat [SGV (1914)] III-1-2
wreef vrei: vrie (Grubbenvorst) wreef [SGV (1914)] III-1-1
wroeten wroeten: vreute (Grubbenvorst), vrø̄tǝ (Grubbenvorst) Met de snuit in de grond wroeten, gezegd van het varken. Zie afbeelding 3. [JG 1a, 1b, 2c; L monogr.; Wi 56; S 45; monogr.] || wroeten [SGV (1914)] I-12, III-1-2
zaad, zaaigoed zaad: zǭt (Grubbenvorst  [(m)]  ) Hetgeen men uitstrooit, zaait op het land; de verzamelnaam. Zie voor het enkelvoudige begrip "zaadje" achterin het lemma. Vergelijk ook het lemma graankorrel (2.6). De typen gezaads en gezaams worden voornamelijk gebruikt voor (tuin)zaden. (m) achter de plaatscode geeft aan dat uitdrukkelijk is opgegeven dat ''zaad'' er een "de-woord" is. [N M, 22; JG 1a, 1b; Wi 5; RND 111; monogr.] I-4
zaag zaag: zāx (Grubbenvorst) Snijwerktuig, dat bestaat uit een platte strook staal die aan één zijde van tanden voorzien is. De strook is bevestigd in een handvat of in een spanraam. Zie ook de lemmata ɛhandzaagɛ en ɛspanzaagɛ.' [S 45; L 8, 101; N 53, 1a; monogr.] II-12
zaaien zaaien: zē̜i̯ǝ (Grubbenvorst), zɛi̯ǝ (Grubbenvorst) [N 15, 1a; JG 1a, 1b; A 2, 70; L A2, 234; L 8, 102; L 24, 6a; S 45; Wi 40; RND 111; monogr.] I-4