23221 |
bruidje in de processie |
bruidje:
en bruudje (L249p Grubbenvorst)
|
Bruidje in de processie. [N 07 (1961)]
III-3-3
|
20390 |
bruiloft |
bruiloft:
broeluf (L249p Grubbenvorst)
|
bruiloft [SGV (1914)]
III-2-2
|
25116 |
bui, regenbui |
bui:
buu (L249p Grubbenvorst),
regenbui:
rêgenbui (L249p Grubbenvorst)
|
bui [SGV (1914)] || regenbui [SGV (1914)]
III-4-4
|
22875 |
buitenspel |
buitenspel:
buitenspel (L249p Grubbenvorst)
|
Buitenspel. [DC 49 (1974)]
III-3-2
|
22878 |
buitenspeler |
links-/rechtsvoor:
linksvoor (L249p Grubbenvorst),
rechtsvoor (L249p Grubbenvorst)
|
Links- rechtsvoor. [DC 49 (1974)]
III-3-2
|
25058 |
bundel, bussel |
bos:
boes (L249p Grubbenvorst, ...
L249p Grubbenvorst)
|
bundel [SGV (1914)]
III-4-4
|
25251 |
bunder, maat van 10.000 m2 (hectare) |
bunder:
boender (L249p Grubbenvorst)
|
bunder [SGV (1914)]
III-4-4
|
24459 |
bunzing |
ulk:
illek (L249p Grubbenvorst),
illik (L249p Grubbenvorst, ...
L249p Grubbenvorst)
|
bunzing [Roukens 03 (1937)], [SGV (1914)] || ulk (bunzing) [SGV (1914)]
III-4-2
|
21303 |
buskruit |
pulver (<lat.):
polfer (L249p Grubbenvorst)
|
buskruit [SGV (1914)]
III-3-1
|
33129 |
bussel uitgedorst stro |
bos:
bus (L249p Grubbenvorst)
|
Wanneer het graan uit de aren is geslagen, worden de lege halmen bijeengebonden, vroeger met twee banden. Sinds de komst van de dorsmachines worden de halmen doorgaans dubbel geplooid en met één band in het midden gebonden, of tot pakken geperst. De grondbetekenis van schans is "takkebos, mutserd"; die van het du. Bürde "datgene wat gedragen wordt". Zie ook de toelichting van het lemma ''garve, gebonden schoof'' (4.6.4).' [N 14, 26; JG 1a, 1b, 2c; L 17, 16; L 22, 33b; L 48, 34.3a; Lu 2, 34.3a; R [s], 65; S 5; Wi 16 en 17; monogr.; add. uit R 3, 70 en R 14, 19 en uit het materiaal van lemma 4.6.4 waarbij is aangetekend dat het om gedorste garven gaat]
I-4
|