24922 |
aarde, grond |
aarde:
êrd (L249p Grubbenvorst),
zand:
zank (L249p Grubbenvorst)
|
aarde (grond) [SGV (1914)] || zand [SGV (1914)]
III-4-4
|
29574 |
aarden pot |
aarden pot:
ē̜rdǝ pǫt (L249p Grubbenvorst),
uiles:
ūlǝs (L249p Grubbenvorst)
|
Aarden pot, bleekbruin van kleur. Dorren (Valkenburgs Woordenboek) merkt op pag. 15 over de term baar op: ø̄̄Naar de grootte onderscheidt men één-, twee- en drieschildersbaren, wijl ze gemerkt zijn met één, twee of drie schildjes (reliefstempels), met een inhoud van circa 20, 30 en 40 liter.ø̄̄ De driekroonse pot was een verglaasde pot voor het inmaken van zuurkool, braadworst en bonen. De pot was gemerkt met drie kroontjes en had een inhoud van 20 tot 50 liter. Het woordtype driekronenpot duidt waarschijnlijk een vergelijkbare pot aan. Zie hiervoor ook de toelichting bij het lemma ɛstroopvatɛ in wld II.2, pag. 59.' [N 49, 103b; L 1a-m; L 32, 15a; L 32, 15b; R 3, 5; S 1; monogr.]
II-8
|
23315 |
aardmannetje (kabouter) |
aardmannetje:
êrdmenneke (L249p Grubbenvorst)
|
aardmannetje [SGV (1914)]
III-3-3
|
22741 |
aas in het kaartspel |
aas:
aos (L249p Grubbenvorst),
roeten oas (L249p Grubbenvorst)
|
Aas: Ruiten aas. [SGV (1914)] || En hoe [noemt u van het kaarspel] de [verschillende] plaatjes? - I. Aas. [DC 52 (1977)]
III-3-2
|
19021 |
achterdocht |
presumptie:
persŏŏnsie (L249p Grubbenvorst)
|
achterdocht [SGV (1914)]
III-1-4
|
20359 |
achterneef |
achterneef:
achterneef
achternèf (L249p Grubbenvorst),
naneef:
= achterneef; cf. WNT s.v. "naneef"A. = volle neef; B.2 achterneef (mar.: vgl. met "nabuur")
noanēf (L249p Grubbenvorst)
|
neef; Bestaan er verschillende woorden voor de verschillende soorten van neven (kinderen van ooms en tantes, kinderen van broers en zusters, achterneven?) [DC 05 (1937)]
III-2-2
|
20156 |
achternicht |
nanicht:
= achternicht; cf. WNT s.v. "na""......"II) Bijw."....... "I) c. in fig. toepassing, met betrekking tot personen en zaken: niet ver van iemand af staande, en dus hem nabij, niet vreemd voor hem"(mar.: vgl. met "nabuur")
noanicht (L249p Grubbenvorst)
|
nicht; Bestaan er verschillende woorden voor de verschillende soorten van nichten (kinderen van ooms en tantes, kinderen van broers en zusters, achternichten?) [DC 05 (1937)]
III-2-2
|
17651 |
achterste |
achterste:
echterste (L249p Grubbenvorst)
|
achterste [SGV (1914)]
III-1-1
|
24438 |
adder |
adder:
adder (L249p Grubbenvorst)
|
nadder (adder) [SGV (1914)]
III-4-2
|
17781 |
adem |
adem:
oam (L249p Grubbenvorst)
|
adem [SGV (1914)]
III-1-1
|