e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Grubbenvorst

Overzicht

Gevonden: 1571
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
juffrouw juffer: juffer (Grubbenvorst) juffer [SGV (1914)] III-3-1
kaak kaak: ká:k (Grubbenvorst) kaak [DC 02 (1932)] III-1-1
kaam kaam/kamen: kø̜̄m (Grubbenvorst) Het wit gerimpeld of vlokkig vlies op wijn, bier, azijn, etc. dat wordt gevormd door een spruit- of gistzwam. [S 16; L 1 a-m; L 27, 53; monogr.] II-2
kaantjes kaaien: kòòje (Grubbenvorst) vetklonters die overblijven bij het smelten van runds- of varkensvet [N 06 (1960)] III-2-3
kaars kaars: keͅrs (Grubbenvorst) kaars [RND] III-2-1
kaarten (ww.) kaarten: kâ.rtə (Grubbenvorst) kaarten [RND] III-3-2
kaas kaas: kiës (Grubbenvorst), kîes (Grubbenvorst) kaas [RND], [SGV (1914)] III-2-3
kaasjeskruid kattekaas: katǝkɛ̄s (Grubbenvorst) Malva L. Een vrij algemeen voorkomende struikachtige plant met langgesteelde bladeren, bloemen in groepen van twee of meer in de bladoksels en vruchtjes in de vorm van een plat kaasje. Het grote kaasjeskruid (Malva sylvestris L.), dat veel in bermen voorkomt, wordt tot meer dan 1 meter hoog en heeft roze of lichtpaarse bloemen en een ruwbehaarde stengel. Het kleine kaasjeskruid (Malva neglecta Wallr.), dat 40 cm groot wordt, komt meestal liggend voor bij boerderijen en aan wegranden en heeft rozerode, soms ook witte bloemen. De bloei duurt van juni tot september. [A 52, 10a en 10b; monogr.] I-5
kaatsen ballen: balə (Grubbenvorst) kaatsen [RND] III-3-2
kabouter kaboutermannetje: kaboutermenke (Grubbenvorst) kabouter [SGV (1914)] III-3-3