e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Grubbenvorst

Overzicht

Gevonden: 1571
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
kortademig dempig: dempig (Grubbenvorst) dempig [SGV (1914)] III-1-2
koster koster: kö.stər (Grubbenvorst) koster [RND] III-3-3
kostganger kostganger: kosgenger (Grubbenvorst) kostganger [SGV (1914)] III-3-1
koud, mistig en somber weer donker (weer): dŏŏnker wêr (Grubbenvorst, ... ) donker [~ weer] [SGV (1914)] || weer [donker ~] [SGV (1914)] III-4-4
koude noordenwind, bijs koude wind: ein kalde wind (Grubbenvorst) koude [een ~ wind] [SGV (1914)] III-4-4
kous: algemeen hoos: hoas (Grubbenvorst) kous [SGV (1914)] III-1-3
kousenband bindel: bindel (Grubbenvorst) kousenband [N 07 (1961)] III-1-3
kouter kouter: kǫu̯.tǝr (Grubbenvorst) Het lange smalle mes dat (achter de voorschaar) aan de ploegboom is bevestigd en dat bij het ploegen de voor vertikaal afsnijdt. [N 11, 31.I.c; N 11A, 85b; JG 1a + 1b; A 26, 4a; L 1 a-m; L 28, 40; Lu 4, 4a; S 19; monogr.] I-1
kraakbeen knoers/knors: knoers (Grubbenvorst) kraakbeen [SGV (1914)] III-1-1
kraaltjes kraaltjes: krɛlkəs (Grubbenvorst) kraaltjes [RND] III-3-2