22440 |
masker |
mombakkes:
mombakkes (L249p Grubbenvorst),
mommegezicht:
mommegezich (L249p Grubbenvorst)
|
masker [SGV (1914)]
III-3-2
|
33044 |
mathaak |
pik:
pek (L249p Grubbenvorst)
|
Doorgaans licht gebogen ijzeren tand aan een houten steel, die bij het maaien met de zicht gebruikt wordt om het graan bij het eigenlijke inkappen op te tillen en om het afgeslagen graan bij elkaar te trekken. In de volgende plaatsen geen specifieke benaming bekend: L 316, 317, 355, 356, 358, 363, 365, 366, 368, 413. Voor de fonetische documentatie van het woorddeel [zicht]- zie het lemma ''zicht'' (4.3.1). Vergelijk ook de betekeniskaart 30 bij het lemma ''zicht'' (4.3.1) voor de geografische uitbreiding van pik in de betekenis "zicht" naast die van pik in de betekenis "mathaak". Zie afbeelding 5. [N 18, 72 en 73; JG 1a, 1b, 2c; A 14, 10; L 45, 10; R 3, 66; Gwn 7, 5; monogr.; add. uit N 11, 88; N 15, 16c en 16g; A 4, 28; A 23, 16.2; L 20, 28; Lu 1, 16.2]
I-4
|
20909 |
mayonaise |
mayonaise:
màjjənéés (L249p Grubbenvorst)
|
mayonaise [RND]
III-2-3
|
18129 |
mazelen |
mazelen:
mazele (L249p Grubbenvorst)
|
mazelen [SGV (1914)]
III-1-2
|
20925 |
mede |
mede:
mee (L249p Grubbenvorst)
|
mede (drank) [SGV (1914)]
III-2-3
|
20407 |
meerderjarig |
mondig:
mundig (L249p Grubbenvorst)
|
mondig [SGV (1914)]
III-2-2
|
21273 |
meester |
meester:
meister (L249p Grubbenvorst, ...
L249p Grubbenvorst),
mɛistər (L249p Grubbenvorst),
schoolmeester:
schoolmeister (L249p Grubbenvorst)
|
(school)meester [RND] || meester [SGV (1914)] || onderwijzer; Hoe werd voor de 2e Wereldoorlog een onderwijzer van de lagere school genoemd? [DC 48 (1973)]
III-3-1
|
33337 |
meid, dienstmeid |
dienstbode:
dinsbǭi̯ (L249p Grubbenvorst),
dienstmeisje:
dēnsmɛtsǝ (L249p Grubbenvorst),
maagd:
māt (L249p Grubbenvorst),
meid:
mɛi̯t (L249p Grubbenvorst)
|
Meid is een noordelijke vorm, een samentrekking uit maged, maagd. Kok en keukense slaan op de keukenmeid. Dienstbode is een expansie uit de (Noord-)Nederlandse standaardtaal. [L 1, a-m; L 1u, 156; L 38, 10; RND 118; R 12, 30; S 6 en 23; Wi 6; monogr.]
I-6
|
24582 |
meidoorn |
doorn:
döör (L249p Grubbenvorst)
|
haagdoorn [SGV (1914)]
III-4-3
|
24331 |
meikever |
meikegel:
meikêgel (L249p Grubbenvorst)
|
meikever [SGV (1914)]
III-4-2
|