25159 |
klein wolkje |
wolkje:
wèjkske (L366p Gruitrode)
|
klein wolkje [oliester] [N 81 (1980)]
III-4-4
|
17756 |
kleine neus |
klein neusje:
klein nèèske (L366p Gruitrode)
|
een klein neusje [ZND 39 (1942)]
III-1-1
|
21338 |
kleingeld |
kleingeld:
kleigeld (L366p Gruitrode)
|
kleingeld [ZND 28 (1938)]
III-3-1
|
20347 |
kleinkinderen |
kindskind:
kindskeindsj (L366p Gruitrode),
kindskinder:
keindskeiner (L366p Gruitrode)
|
kleinkind || kleinkinderen
III-2-2
|
23215 |
klepel |
klepel:
de kleepel van de klok (L366p Gruitrode)
|
De klepel van de klok. [ZND 28 (1938)]
III-3-3
|
21353 |
kletsen |
babbelen:
Van Dale: babbelen, 1. veel praten over dingen van weinig belang, uit lust tot praten; (schoolt.) met elkaar praten van leerlingen onder de les; -2. praatjes verkopen, kwaadspreken; -3. keuvelen, gezellig praten; -4. (gew.) uit de school klappen; -5. (in litt. t.) een geluid maken dat aan babbelen doet denken.
babbele (L366p Gruitrode),
babbelen (L366p Gruitrode)
|
praten, klappen, kallen [ZND 36 (1941)] || zij praten, kletsen, babbelen de hele dag [ZND 41 (1943)]
III-3-1
|
33997 |
kletsoor |
klatsoor:
kladzui̯ǝr (L366p Gruitrode)
|
Dun eindje touw of leer aan het uiteinde van het snoer van de zweep dat bij het slaan een knallend geluid maakt. [JG 1a, 1b, 1c, 2c; N 13, 95c; L B2, 245; L 8, 142; R 14]
I-10
|
21337 |
kletswijf |
babbelkous:
babbelkous (L366p Gruitrode),
babbelwijf:
babbelwief (L366p Gruitrode)
|
Hoe heet een vrouw die veel babbelt [ZND 27 1938)]
III-3-1
|
25029 |
kleurx |
kleur:
kleèr (L366p Gruitrode, ...
L366p Gruitrode)
|
kleur [ZND 01 (1922)], [ZND 28 (1938)]
III-4-4
|
18065 |
klierziekte |
gezwollen klieren:
kléére zeen gezwolle (L366p Gruitrode),
klieren:
De meeste informanten vertalen enkel het zinnetje hij heeft klieren (in de hals) zonder een speciale benaming voor deze klieren op te geven.
klééren (L366p Gruitrode),
koningszeer:
koningszeer (L366p Gruitrode)
|
hij heeft klieren (in de hals). Bestaat hiervoor een speciale volksnaam ? [ZND 28 (1938)] || hoe heet de klierziekte die gezwellen in de hals veroorzaakt, die dan soms opengaan ? [ZND 36 (1941)] || Klierziekte die gezwellen in de hals veroorzaakt (koningszeer, sinte markoen). [N 84 (1981)]
III-1-2
|