19634 |
kolenschop |
schoep:
šōp (L366p Gruitrode)
|
kolenschop, brede schep waarmee men kolen langs het keldergat naar binnen doet [ZND 42 (1943)]
III-2-1
|
33026 |
kolven afstropen |
ontbolsteren:
ontbolsteren (L366p Gruitrode)
|
De maïskolven ontdoen van de schutbladeren. Het object van de handeling is steeds maïskolven. [N Q, 22]
I-4
|
19615 |
kom |
kom:
koͅm (L366p Gruitrode, ...
L366p Gruitrode)
|
een kom, twee kommen (rond en diep) [ZND 01 (1922)], [ZND 28 (1938)]
III-2-1
|
17813 |
komen |
komen:
kummen (L366p Gruitrode)
|
komen [ZND 46 (1946)]
III-1-2
|
33606 |
komkommer |
komkommer:
komkommer (L366p Gruitrode)
|
[ZND 41 (1943)]
I-7
|
20005 |
konijn |
konijn:
kni-jn (L366p Gruitrode),
knien (L366p Gruitrode),
kənī.n (L366p Gruitrode),
(mv.)uit: (de vellen van) konijnen; niet: konijnenvellen
knien (L366p Gruitrode),
pl.
kənin (L366p Gruitrode)
|
konijn [ZND 29 (1938)], [ZND 42 (1943)] || konijn(tje) [Goossens 1b (1960)]
III-2-1
|
21266 |
koning |
koning:
kŏning (L366p Gruitrode)
|
koning [ZND 28 (1938)]
III-3-1
|
22518 |
koning en vrouw van een kleur in een hand |
bruid:
ich hep de broetvan de harten (L366p Gruitrode)
|
Ik heb den heer en de vrouw van harten samen (bij het kaartspel). [ZND 40 (1942)]
III-3-2
|
22812 |
koning in het kaartspel |
heer:
hier (L366p Gruitrode),
koning:
kiening (L366p Gruitrode)
|
Koning: Hoe heet schoppen heer of schoppen koning (in een kaartspel)? [ZND 42 (1943)]
III-3-2
|
28400 |
koningin |
moer:
mōr (L366p Gruitrode)
|
Het enige volmaakt vrouwelijke dier in een bijenkolonie. Geslachtelijk is de koningin gelijk aan de werkbij, maar in het larvestadium is de aanstaande koningin gevoed met hoogwaardige voedingsstoffen, de koninginnegelei, en de werkbij niet. In ieder volk is slechts één koningin aanwezig. Haar enige taak bestaat in het leggen van eieren. Zij kan bevruchte of onbevruchte eieren leggen. Uit de bevruchte eieren ontstaan werkbijen of eventueel koninginnen, uit de onbevruchte komen de darren. Een koningin kan een leeftijd van vier à vijf jaar bereiken. Is zij niet meer in staat eieren te leggen en daardoor nutteloos geworden voor de kolonie, dan wordt de oude koningin vervangen door een nieuwe. [N 63, 12d; S 3, L 1a-m; JG 1a + 1b; JG 2b-5, 12; R 3, 42; Ge 37, 37; A 9, 3; monogr.]
II-6
|