20146 |
kraamverzorgster |
verpleegster:
verpleegster (L366p Gruitrode)
|
Moderne, niet gediplomeerde verpleegster; benaming voor de vrouw die gedurende een aantal dagen na de bevalling moeder en kind verzorgd? [ZND 46 (1946)]
III-2-2
|
32621 |
kraan van de metalen gierton |
kraan:
krān (L366p Gruitrode)
|
De kraan van de zinken gierton bestaat uit een korte, met een schuif of klep te sluiten buis, die van achteren voorzien is van of zich voortzet in een schuine of opgebogen lip of plaat. Als de kraan geopend is, stroomt de gier uit de ton tegen deze lip op waardoor zij zich in een wijde boog verspreidt. De in dit lemma opgenomen termen hebben achtereenvolgens betrekking op de kraan, het sluitstuk als geheel, het gierverspreidend onderdeel daarvan en de schuif of klep waarmee de kraan geopend en gesloten wordt. [JG 1a + 1b; N P, 6; N 11A, 54c; monogr.]
I-1
|
24196 |
kraanvogel |
kroenekraan:
krunekrane (mv.) (L366p Gruitrode)
|
kraanvogel
III-4-1
|
25404 |
krabber |
ijzeren borstel:
izǝrǝ borstǝl (L366p Gruitrode)
|
Een meestal kegelvormig metalen werktuig met scherpe onderrand waarmee men de geweekte varkensharen verwijdert. Aan de bovenkant van de krabber bevindt zich een haak waarmee men de na het krabben achtergebleven lange haren uittrekt of de nagels afrukt. Omdat men een krabber vaak zelf maakt of laat maken van restanten van ander, niet meer bruikbaar gereedschap (bv. het blad van een schoffel) komen allerlei vormen voor. Voor het mes waarmee men de geweekte ha-ren en opperhuid van het varken verwijdert zie men het lemma ''mes''. Zie afb. 6. [N 28, 28a; N 28, 36; monogr.]
II-1
|
21340 |
kramer |
kramer:
gaat met garen, stopnaalden e.d. van deur tot deur
kriemer (L366p Gruitrode)
|
Kramer. [ZND 36 (1941)]
III-3-1
|
21342 |
krant |
gazet (<fr.):
gezet (L366p Gruitrode)
|
krant [ZND 17 (1935)]
III-3-1
|
21031 |
kreeft |
kreeft:
ook in ZND 28, 048
kreeft (L366p Gruitrode)
|
kreeft [ZND 01 (1922)]
III-2-3
|
24339 |
krekel |
krekel:
krekel (L366p Gruitrode)
|
krekel [ZND 01 (1922)]
III-4-2
|
20707 |
krentenbrood |
krentenmik:
Syst. Frings vrl.
krɛ̄ntəmek (L366p Gruitrode),
verzamelfiche ook mat. van ZND 1 (a-m)
krentenmik (L366p Gruitrode)
|
krentenbrood [ZND 28 (1938)] || Krentenbrood (krintemik, kramiek, beezenbrood, rezienemik, lippert, pruukesweg?) [N 16 (1962)]
III-2-3
|
18223 |
kreukelen |
zich trekken:
det trekt zich (L366p Gruitrode)
|
Hoe noemt men het wanneer een kleed dat niet past, zich in plooien zet ? [ZND 32 (1939)]
III-1-3
|