e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Gruitrode

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
navel navel: navel (Gruitrode) Navel [N 84 (1981)] III-1-1
neef neef: neef (Gruitrode) neef [ZND 11 (1925)] III-2-2
neet, luizenei neet: neet (Gruitrode) luize?i III-4-2
negenoog negenoog: negenoog (Gruitrode) Negenoog: kwaadaardige steenpuist omgeven door andere steenpuisten die ineen vloeien (negenoog, negenoger, kwader). [N 84 (1981)] III-1-2
neger neger: neger (Gruitrode) neger [ZND 44 (1946)] III-3-1
nek nek: nɛk (Gruitrode) Zie afbeelding 2.12. [JG 1a, 1b] I-9
nerf van de weide vilt: velt (Gruitrode) Begroeide bovenlaag van wei- of hooiland; grasmat, graslaag. Zie ook de lemma''s ''nerf van de akker'' en ''groes'', ''met gras begroeide grond'' in de aflevering over de Landerijen. Zie voor de fonetische documentatie van het woord(deel) ''gras'' het lemma ''gras''. [N 14, 51; N 18, 12 add.; monogr.] I-3
nest nest: nöst (Gruitrode) vogelnest III-4-1
nestverlater steg: stègk (Gruitrode), ze zéen stekg (Gruitrode) beginnend uit te vliegen || jonge vogel in staat uit te vliegen [ZND 36 (1941)] III-4-1
nicht nicht: nicht (Gruitrode) nicht; de kinderen van een oom of tante [ZND 11 (1925)] III-2-2