19400 |
pendule |
pendule:
péndŭŭl (L366p Gruitrode),
schouwgarnituur:
sjöwgarnitūūr (L366p Gruitrode)
|
Klok op de schoorsteenmantel (pendule, horloge) [N 79 (1979)]
III-2-1
|
34116 |
penis van de stier |
schacht:
šaxt (L366p Gruitrode)
|
Mannelijk geslachtsorgaan. [JG 1a, 1b]
I-11
|
20844 |
pepermunt |
menta:
mentake: pepermuntje
menta (L366p Gruitrode)
|
pepermunt
III-2-3
|
22781 |
persoon die alles kwijt is |
verliezer:
de verleezer (L366p Gruitrode)
|
Hoe heet iemand die alles bij het spel (bijvoorbeeld bij het knikkeren) heeft verloren? [ZND 29 (1938)]
III-3-2
|
22132 |
persoon die zorgt voor verdwaalde duiven |
opvanger:
Algemene opmerking: deze vragenlijst is nogal slecht (= weinig antwoorden) ingevuld!
opvanger (L366p Gruitrode)
|
Hoe heet de persoon die zorgt voor verdwaalde duiven? [N 93 (1983)]
III-3-2
|
19229 |
persoon met een lastig karakter |
ambetanterik:
sjei toch ins ût möt dat stòm gedoons, liêliken ambetanterik deste bö
ambetanterik (L366p Gruitrode),
warse sakker:
Eine wèèrse sakker Fr. sacre
wèèrse sakker (L366p Gruitrode)
|
lastigaard || lastige persoon
III-1-4
|
33566 |
perzik |
pche-je:
haast altijd dim.
pèèske (L366p Gruitrode)
|
perzik
I-7
|
24856 |
perzikkruid |
reutsel:
rē̜tsǝl (L366p Gruitrode)
|
Polygonum persicaria L. Zeer algemeen voorkomend onkruid op bouwland, in tuinen en wegbermen met zeer kleine roze bloempjes in de vorm van een aar, lancetvormige bladen met een zwarte vlek en roze-rode stengels. Het bloeit van juni tot de herfst. De lengte varieert van 20 tot 100 cm. Voor weie (wilgen) zie ook de toelichting bij het lemma Hanepoot. [JG 1b, 1c, 2c; A 60A, 56]
I-5
|
18281 |
pet: algemeen |
klak:
klak (L366p Gruitrode)
|
pet (hoofdbedekking voor mannen) - zijn er verschillende benamingen? [ZND 16 (1934)]
III-1-3
|
33568 |
peterselie |
peterselie:
peterselie (L366p Gruitrode)
|
[ZND 05 (1924)]
I-7
|