e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Gruitrode

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
ringworm catharinawiel: cfr. Van Dale: katrienerad, -wiel.  Katrienewiel (Gruitrode) Huidziekte in de vorm van een wiel (omloop, Sinte-Katrien, springend vuur, ringelworm). [N 84 (1981)] III-1-2
rins amper: Oppen door waas buter amper gewure Het A.N. amper is benoa, kriê, bekans  amper (Gruitrode), rins: rinsch (Gruitrode) Een rinse smaak (zuurzoet, gelijk sommige suikerbonbons). [ZND 41 (1943)] || zuur, scherp van smaak III-2-3
riviergrondel gieweik: giêweik (Gruitrode, ... ) geuf (vis) || grondel (vis) III-4-2
rode biet kroot: krōǝt (Gruitrode) Beta vulgaris L. var. rubra L. Deze bietensoort hoort eigenlijk onder de groenten uit de moestuin, en daardoor in de aflevering over de boerderij en het erf, maar is toch hier ondergebracht vanwege "lexicale nabijheid" met biet, kroot. De knollen met een doorsnee van 8-10 cm worden gekookt en warm of koud als salade gegeten. De knollen en het kookvocht hebben een felle donkerpaarse kleur. [A 4, 26d; A 13, 2a; A 49, 1b; L 20, 26d; monogr.] I-5
rode bosbes hondsbeer: hònsbiêr (Gruitrode) rode bosbes III-4-3
rode klaver rode klee: rű̄i̯ǝ [klee] (Gruitrode) Trifolium pratense L. Een 15 tot 50 cm hoge plant met paarsrode of roze bloemhoofdjes, die van juni tot de herfst bloeien. Rode klaver wordt vooral als veevoeder geteeld. Rode klaver gedijt, overigens evenals witte klaver, het best "onder dekvrucht", d.w.z. dat het tegelijk met een winterkoren wordt gezaaid en dan pas opkomt wanneer die dekvrucht in de herfst is geoogst. In het volgende seizoen wordt de klaver dan geweid of enkele malen gemaaid. Rode klaver is wat "kieskeuriger" dan witte klaver, stelt hogere eisen aan de grond, maar schiet goed recht op en laat zich gemakkelijker maaien. Zie ook de toelichting bij het lemma Klaver, Algemeen. Zie het lemma Klaver, Algemeen voor de fonetische documentatie van de woord(delen) klaver(-) en klee(-). [N 14, 83; monogr.] I-5
rode kool rood moes: rood moos (Gruitrode), rōōd moos (Gruitrode), rued moos (Gruitrode), rūiət mōs (Gruitrode), ryt mo.s (Gruitrode), ruud moos  ryt mo.s (Gruitrode) rode kool [ZND 34 (1940)] || Rode kool (als plant of gewas) [Goossens 1b (1960)], [Lk 05 (1953)], [N Q (1966)], [ZND 34 (1940)] || rode kool als gerecht [N Q (1966)] I-7, III-2-3
rode renet, sterappel binnenrode: van hoogstammige appelaars  binneruuj (Gruitrode) appel, soort I-7
roek zaadkraai: zoadkrej (Gruitrode) roek III-4-1
roep- en lokwoord voor de kip pik, pik: pek, pek (Gruitrode), tiet, tiet: tit, tit (Gruitrode) Naast de verschillende roepwoorden kan men de kippen ook lokken door een zuigend klappend geluid te maken met de tong tegen de tanden (P 176 (Sint-Truiden)) of door te fluiten (Q 2 (Hasselt)). [N 19, 44a; L 47, 9a; A 6, 2b; A 6, 2a; VC 14, 2n -r-; Vld.; L B2, 259a; monogr.] I-12