18103 |
ringworm |
catharinawiel:
cfr. Van Dale: katrienerad, -wiel.
Katrienewiel (L366p Gruitrode)
|
Huidziekte in de vorm van een wiel (omloop, Sinte-Katrien, springend vuur, ringelworm). [N 84 (1981)]
III-1-2
|
20792 |
rins |
amper:
Oppen door waas buter amper gewure Het A.N. amper is benoa, kriê, bekans
amper (L366p Gruitrode),
rins:
rinsch (L366p Gruitrode)
|
Een rinse smaak (zuurzoet, gelijk sommige suikerbonbons). [ZND 41 (1943)] || zuur, scherp van smaak
III-2-3
|
24317 |
riviergrondel |
gieweik:
giêweik (L366p Gruitrode, ...
L366p Gruitrode)
|
geuf (vis) || grondel (vis)
III-4-2
|
33231 |
rode biet |
kroot:
krōǝt (L366p Gruitrode)
|
Beta vulgaris L. var. rubra L. Deze bietensoort hoort eigenlijk onder de groenten uit de moestuin, en daardoor in de aflevering over de boerderij en het erf, maar is toch hier ondergebracht vanwege "lexicale nabijheid" met biet, kroot. De knollen met een doorsnee van 8-10 cm worden gekookt en warm of koud als salade gegeten. De knollen en het kookvocht hebben een felle donkerpaarse kleur. [A 4, 26d; A 13, 2a; A 49, 1b; L 20, 26d; monogr.]
I-5
|
24508 |
rode bosbes |
hondsbeer:
hònsbiêr (L366p Gruitrode)
|
rode bosbes
III-4-3
|
33257 |
rode klaver |
rode klee:
rű̄i̯ǝ [klee] (L366p Gruitrode)
|
Trifolium pratense L. Een 15 tot 50 cm hoge plant met paarsrode of roze bloemhoofdjes, die van juni tot de herfst bloeien. Rode klaver wordt vooral als veevoeder geteeld. Rode klaver gedijt, overigens evenals witte klaver, het best "onder dekvrucht", d.w.z. dat het tegelijk met een winterkoren wordt gezaaid en dan pas opkomt wanneer die dekvrucht in de herfst is geoogst. In het volgende seizoen wordt de klaver dan geweid of enkele malen gemaaid. Rode klaver is wat "kieskeuriger" dan witte klaver, stelt hogere eisen aan de grond, maar schiet goed recht op en laat zich gemakkelijker maaien. Zie ook de toelichting bij het lemma Klaver, Algemeen. Zie het lemma Klaver, Algemeen voor de fonetische documentatie van de woord(delen) klaver(-) en klee(-). [N 14, 83; monogr.]
I-5
|
20655 |
rode kool |
rood moes:
rood moos (L366p Gruitrode),
rōōd moos (L366p Gruitrode),
rued moos (L366p Gruitrode),
rūiət mōs (L366p Gruitrode),
ryt mo.s (L366p Gruitrode),
ruud moos
ryt mo.s (L366p Gruitrode)
|
rode kool [ZND 34 (1940)] || Rode kool (als plant of gewas) [Goossens 1b (1960)], [Lk 05 (1953)], [N Q (1966)], [ZND 34 (1940)] || rode kool als gerecht [N Q (1966)]
I-7, III-2-3
|
33487 |
rode renet, sterappel |
binnenrode:
van hoogstammige appelaars
binneruuj (L366p Gruitrode)
|
appel, soort
I-7
|
24235 |
roek |
zaadkraai:
zoadkrej (L366p Gruitrode)
|
roek
III-4-1
|
34528 |
roep- en lokwoord voor de kip |
pik, pik:
pek, pek (L366p Gruitrode),
tiet, tiet:
tit, tit (L366p Gruitrode)
|
Naast de verschillende roepwoorden kan men de kippen ook lokken door een zuigend klappend geluid te maken met de tong tegen de tanden (P 176 (Sint-Truiden)) of door te fluiten (Q 2 (Hasselt)). [N 19, 44a; L 47, 9a; A 6, 2b; A 6, 2a; VC 14, 2n -r-; Vld.; L B2, 259a; monogr.]
I-12
|