e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Gruitrode

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
rukken roffen: roffe (Gruitrode) niet rukken (niet met rukken trekken) [ZND 42 (1943)] III-1-2
rukwind houwmouw: #NAME?  huwmuw (Gruitrode), ruk: ne rék (Gruitrode), rukwind: rékwénd (Gruitrode) rukwind, plotselinge, felle wind [trekwind, snuk wind, strobatie] [N 81 (1980)] || windstoot, ruk of stoot van de wind [hort, buis] [N 81 (1980)] III-4-4
rund rind: rɛnt (Gruitrode) Holhoornig, herkauwend zoogdier dat om zijn vlees en melk en ook wel als trekdier gehouden wordt. [L 6, 22; L 42, 12; S 30; S 49; Wi 6; monogr.] I-11
runderhorzel, horzel buigel: boͅugəls (Gruitrode), horzel: hoersel (Gruitrode), huursel (Gruitrode), runderhorzel  hūirsəl (Gruitrode) horzel [ZND 27 (1938)] || insect II [Goossens 1b (1960)] || insect III [Goossens 1b (1960)] III-4-2
runderhorzellarve angel: a.ŋələ (Gruitrode), made: maai (Gruitrode) larve van de runderhorzel [DC 45 (1970)] || worm vdit laatste insect [Goossens 1b (1960)] III-4-2
rundvee veestapel: vīǝstā.pǝl (Gruitrode) Als vee gehouden runderen. Rundvee in het algemeen. Zie afbeelding 1. [N 3A, 1; JG 1a, 1b; monogr.] I-11
rundvleessoep rundsoep: Syst. Frings vrl.  rynsoͅp (Gruitrode) Soep van rundvlees (rundsolf?) [N 16 (1962)] III-2-3
rups rups: ròps (Gruitrode) rups, vlinderlarve III-4-2
rusten schaften: schaften (Gruitrode) Rusten: rust houden na arbeid of vermoeienis (schoven, schoften). [N 84 (1981)] III-1-2
ruw geschranseld: geschranseld (Gruitrode) hoe zegt gij als in de winter de huid van uw handen of uw aangezicht ruw worden, vooral bij noordenwind ? [ZND 36 (1941)] III-1-2