id | Begrip | Trefwoord: dialectopgave (plaats) | Omschrijving |
---|---|---|---|
17884 | rukken | roffen: roffe (Gruitrode) | niet rukken (niet met rukken trekken) [ZND 42 (1943)] III-1-2 |
25148 | rukwind | houwmouw: #NAME? huwmuw (Gruitrode), ruk: ne rék (Gruitrode), rukwind: rékwénd (Gruitrode) | rukwind, plotselinge, felle wind [trekwind, snuk wind, strobatie] [N 81 (1980)] || windstoot, ruk of stoot van de wind [hort, buis] [N 81 (1980)] III-4-4 |
34024 | rund | rind: rɛnt (Gruitrode) | Holhoornig, herkauwend zoogdier dat om zijn vlees en melk en ook wel als trekdier gehouden wordt. [L 6, 22; L 42, 12; S 30; S 49; Wi 6; monogr.] I-11 |
24326 | runderhorzel, horzel | buigel: boͅugəls (Gruitrode), horzel: hoersel (Gruitrode), huursel (Gruitrode), runderhorzel hūirsəl (Gruitrode) | horzel [ZND 27 (1938)] || insect II [Goossens 1b (1960)] || insect III [Goossens 1b (1960)] III-4-2 |
24349 | runderhorzellarve | angel: a.ŋələ (Gruitrode), made: maai (Gruitrode) | larve van de runderhorzel [DC 45 (1970)] || worm vdit laatste insect [Goossens 1b (1960)] III-4-2 |
34022 | rundvee | veestapel: vīǝstā.pǝl (Gruitrode) | Als vee gehouden runderen. Rundvee in het algemeen. Zie afbeelding 1. [N 3A, 1; JG 1a, 1b; monogr.] I-11 |
20666 | rundvleessoep | rundsoep: Syst. Frings vrl. rynsoͅp (Gruitrode) | Soep van rundvlees (rundsolf?) [N 16 (1962)] III-2-3 |
24371 | rups | rups: ròps (Gruitrode) | rups, vlinderlarve III-4-2 |
17832 | rusten | schaften: schaften (Gruitrode) | Rusten: rust houden na arbeid of vermoeienis (schoven, schoften). [N 84 (1981)] III-1-2 |
18119 | ruw | geschranseld: geschranseld (Gruitrode) | hoe zegt gij als in de winter de huid van uw handen of uw aangezicht ruw worden, vooral bij noordenwind ? [ZND 36 (1941)] III-1-2 |