e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Gruitrode

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
snede van het blad van de zeis snede: snęi̯ (Gruitrode), waat: wā.t (Gruitrode) De scherpe snijdende binnenzijde van het blad van de zeis. Zie afbeelding 5, nummer 4. Bedoeld is hier de algemene benaming voor de snijkant van de zeis. In sommige gebieden, met name in enkele dorpen tussen het waat-gebied (in het noorden van Belgisch Limburg) en het snede-gebied (in het zuiden ervan) wordt onderscheid gemaakt tussen de eigenlijke snede en het haarpad: de smalle rand die bij het haren op het zeisblad wordt geslagen en waarvan de snede het uiteinde vormt. Zie voor deze laatste het volgende lemma: ''haardpad''. Wanneer er meer dan één variant voor een plaats was opgegeven, is bij voorkeur het materiaal van de mondelinge enquêtes in gebracht.' [N 18, 68d; JG 1a, 1b, 2c; add. uit N 17, 100; monogr.] I-3
snee brood snede: snéjé (Gruitrode) snede; Hoe noemt U: Een snee brood (snee, rondommer) [N 80 (1980)] III-2-3
sneeuwen sneeuwen: snījə (Gruitrode, ... ) sneeuwen [ZND 04 (1924)], [ZND 07 (1924)] III-4-4
sneltrein expres (<fr.): einen expres (Gruitrode) Sneltrein. [ZND 35 (1941)] III-3-1
snijbonen wollewantjes: wollewantsjes (Gruitrode) pronkbonen I-7
snijwonde snee: snee (Gruitrode) Snijwond: door snijden veroorzaakte wond (sleuf, kreeuw, vil, slip, schorp, krab). [N 84 (1981)] III-1-2
snoep spek: spek (Gruitrode) enigszins sponsachtig en op doorregen spek gelijkend snoepgoed III-2-3
snoeper leknaas: leknaas (Gruitrode), leknut: leknût (Gruitrode) snoeper III-2-3
snoepgoed slok: slók (Gruitrode) snoepgoed; Hoe noemt U: Zoetigheid, lekkernij, snoeperij, snoepgoed (mem, smul, lekker, lakker, snoep, lekkergoed, lekkerigheid, sneukelderij, snuisterij, kokerel, zoetigheid, grevegoed) [N 80 (1980)] III-2-3
snoepje babbeltje: Oppe merret kocht ze zich e ti-jt-sje babbelsjes  babbelsje (Gruitrode), get lekkers: gét lèkkers (Gruitrode), muilentrekker: Mûletrèkkers zeen waal ins hartelik en uich zeen ze good tiêge kalkaanslag op èè gebeet  mûletrèkker (Gruitrode) meestal bolvormig suikeren of zuur snoepje || snoepje; Hoe noemt U: Een stukje snoepgoed (babbeltje, snoepje) [N 80 (1980)] || soort zure snoepjes III-2-3