34114 |
speen van de koe |
deem:
dēm (L366p Gruitrode),
dīǝm (L366p Gruitrode),
dɛm (L366p Gruitrode)
|
[N C, 12; JG 1a, 1b; A 30, 6a; L 8, 24b; L 14, 27b; L 49, 6a; monogr.]
I-11
|
20630 |
spek |
spek:
spek (L366p Gruitrode),
spɛk (L366p Gruitrode, ...
L366p Gruitrode),
varken
spèk (L366p Gruitrode),
verzamelfiche, ook mat. van ZND 1a-m
spek (L366p Gruitrode)
|
lendestuk; Hoe noemt U: Lendestuk, ossehaas (ossehaas, harst, osseharst, runderharst, filet) [N 80 (1980)] || spek [Goossens 1b (1960)], [ZND 23 (1937)] || varkensvlees
III-2-3
|
25457 |
spekhaak |
vleeshaak:
vlęjshē̜k (L366p Gruitrode)
|
De S-vormige haak waaraan vlees, spek enz. na het lossnijden uit het lijf worden opgehangen. [N 28, 112; monogr.]
II-1
|
20702 |
spekpannenkoek |
spekkoek:
Syst. Frings
spɛkkōk (L366p Gruitrode)
|
Spekpannekoek (spekbraoj?) [N 16 (1962)]
III-2-3
|
18390 |
speld |
spang:
spaŋ (L366p Gruitrode)
|
Puntig, van een kop voorzien metalen stiftje om iets in weefsel vast te steken of te bevestigen op of aan iets anders. [N 62, 50a; L 7, 20; L 14, 24; L B1, 73; R 14, 8a; MW; Wi 7; S 34; monogr.]
II-7
|
28884 |
speldenkussen |
spangenkussen:
spaŋǝkøsǝn (L366p Gruitrode)
|
Kussentje waarop men de spelden en naalden steekt. De informant van Q 198 merkt op dat hij de naalden op zijn vest (kamizool) of op een stukje stof aan de muur speldde. Zie afb. 11. [N 59, 13a; N 62 68; L 45, 19; Gi 1.IV, 64; MW; monogr]
II-7
|
20165 |
spenen |
spenen:
spīǝnǝ (L366p Gruitrode),
Algemene opmerking: deze vragenlijst is nogal slecht (= weinig antwoorden) ingevuld!
spenen (L366p Gruitrode)
|
Het veulen het zuigen ontwennen. [JG 1a, 1b; N 8, 59] || Hoe heet verder: het apart zetten, spenen van de jongen? [N 93 (1983)]
I-9, III-3-2
|
33513 |
sperziebonen |
sokkerboontjes:
sòkkerbiênkes (L366p Gruitrode)
|
prinsesseboontjes
I-7
|
20535 |
spetteren |
snirken:
snérke (L366p Gruitrode)
|
sudderen; Hoe noemt U: Knetteren van de boter in de pan bij verhitting (snerken, sudderen) [N 80 (1980)]
III-2-3
|
26360 |
spie |
spie/spij:
spi(i̯) (L366p Gruitrode)
|
De zeisring, die steel en blad verbindt, wordt vastgeslagen door middel van een spie, of door twee of meer spietjes. Doorgaans zijn ze van hout, omdat deze het beste vast blijven zitten; soms vindt men ook een ijzeren spie, vaak in combinatie met een houten. Zie ook de toelichting bij het lemma ''zeisring'', en afbeelding 4, nummer A4 en B4. [N 18, 67e; JG 1a, 1b, 2c; add. uit A 14, 2]
I-3
|