e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Gruitrode

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
speen van de koe deem: dēm (Gruitrode), dīǝm (Gruitrode), dɛm (Gruitrode) [N C, 12; JG 1a, 1b; A 30, 6a; L 8, 24b; L 14, 27b; L 49, 6a; monogr.] I-11
spek spek: spek (Gruitrode), spɛk (Gruitrode, ... ), varken  spèk (Gruitrode), verzamelfiche, ook mat. van ZND 1a-m  spek (Gruitrode) lendestuk; Hoe noemt U: Lendestuk, ossehaas (ossehaas, harst, osseharst, runderharst, filet) [N 80 (1980)] || spek [Goossens 1b (1960)], [ZND 23 (1937)] || varkensvlees III-2-3
spekhaak vleeshaak: vlęjshē̜k (Gruitrode) De S-vormige haak waaraan vlees, spek enz. na het lossnijden uit het lijf worden opgehangen. [N 28, 112; monogr.] II-1
spekpannenkoek spekkoek: Syst. Frings  spɛkkōk (Gruitrode) Spekpannekoek (spekbraoj?) [N 16 (1962)] III-2-3
speld spang: spaŋ (Gruitrode) Puntig, van een kop voorzien metalen stiftje om iets in weefsel vast te steken of te bevestigen op of aan iets anders. [N 62, 50a; L 7, 20; L 14, 24; L B1, 73; R 14, 8a; MW; Wi 7; S 34; monogr.] II-7
speldenkussen spangenkussen: spaŋǝkøsǝn (Gruitrode) Kussentje waarop men de spelden en naalden steekt. De informant van Q 198 merkt op dat hij de naalden op zijn vest (kamizool) of op een stukje stof aan de muur speldde. Zie afb. 11. [N 59, 13a; N 62 68; L 45, 19; Gi 1.IV, 64; MW; monogr] II-7
spenen spenen: spīǝnǝ (Gruitrode), Algemene opmerking: deze vragenlijst is nogal slecht (= weinig antwoorden) ingevuld!  spenen (Gruitrode) Het veulen het zuigen ontwennen. [JG 1a, 1b; N 8, 59] || Hoe heet verder: het apart zetten, spenen van de jongen? [N 93 (1983)] I-9, III-3-2
sperziebonen sokkerboontjes: sòkkerbiênkes (Gruitrode) prinsesseboontjes I-7
spetteren snirken: snérke (Gruitrode) sudderen; Hoe noemt U: Knetteren van de boter in de pan bij verhitting (snerken, sudderen) [N 80 (1980)] III-2-3
spie spie/spij: spi(i̯) (Gruitrode) De zeisring, die steel en blad verbindt, wordt vastgeslagen door middel van een spie, of door twee of meer spietjes. Doorgaans zijn ze van hout, omdat deze het beste vast blijven zitten; soms vindt men ook een ijzeren spie, vaak in combinatie met een houten. Zie ook de toelichting bij het lemma ''zeisring'', en afbeelding 4, nummer A4 en B4. [N 18, 67e; JG 1a, 1b, 2c; add. uit A 14, 2] I-3