e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Gruitrode

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
stijfselpap stijf: stief (Gruitrode) stijfselpap [ZND 32 (1939)] III-2-1
stijgbeugels stijgbeugels: stēbī.gǝls (Gruitrode) Metalen, van onderen afgeplatte, aan een riem bevestigde ring waarin een ruiter de voet zet om op of af te stijgen en om op te steunen bij het rijden. [JG 1a, 1b] I-10
stikken stikken: stikken (Gruitrode) Stikken, sterven door ademgebrek (stikken). [N 84 (1981)] III-1-2
stille regen knoeien: (werkwoord).  knūūje (Gruitrode) stille regen (vooral met sneeuw) [slek] [N 81 (1980)] III-4-4
stilstaan hou: hou̯ (Gruitrode) Voermansroep om het paard te doen stilstaan. [JG 1b; N 8, 95e en 96; L B 2, 257; L 36, 81e; monogr.] I-10
stinken ruiken: rieken (Gruitrode), stinken: stinken (Gruitrode) Stinken: een vieze reuk van zich geven (stinken, rieken, ruiken, muffen, dassen). [N 84 (1981)] III-1-1
stinkende gouwe wrattenkruid: wrattekruit (Gruitrode) schelkruid [ZND 06 (1924)] III-4-3
stobbe stok: stǫk (Gruitrode  [(meervoud: stē̜k)]  ) Stronk van een gekapte boom die met het wortelstelsel nog in de grond zit. [N 50, 7e; N 75, 87c; A 45, 35; N 16, add.; monogr.] II-12
stoel stoel: Eme(s) van zi-jne stool kalle: zeer wel bespraakt zijn Eets neet onder steel of benk stèke: het niet verbergen  stool (Gruitrode), meervoud steel  stool (Gruitrode) stoel III-2-1
stoelpoot stumpel: het woord is verwant aan stiepel (meubelpoot)  stimpel (Gruitrode) de poot van een stoel III-2-1