20891 |
tabak |
toebak:
Det is mich nog gein pi-jp tûbik wèèrd: het is me niets waard
tûbik (L366p Gruitrode),
Det is straffen tûbek: dat is nogal kras
tûbek (L366p Gruitrode)
|
tabak
III-2-3
|
20577 |
tabakspruim |
rolletje:
rolke (L366p Gruitrode),
In grootvaders tijd
rölke (L366p Gruitrode),
sjiek:
sik (L366p Gruitrode),
Fr. chique
sjiek (L366p Gruitrode)
|
een propje pruimtabak || prop pruimtabak || pruimtabak; Hoe noemt U: Een pluk tabak, om op te kauwen of op te zuigen (chique, sik, sjik, pruim, karot, keesje, rol) [N 80 (1980)]
III-2-3
|
20589 |
tabakssap |
zever:
zèjver (L366p Gruitrode)
|
Hoe noemt U: Vuil water in een pijp (smierk, nerrik) [N 80 (1980)]
III-2-3
|
19667 |
tafel |
tafel:
tāfəl (L366p Gruitrode),
Wèè binne het joar eine toafelpuut tösse dew bein hèèt, is ofwaal getruidsj, ofwaal wevenèèr Ein gooj toafel: waar goed gegeten wordt Eme(s) ònder de toafel drinke
toafel (L366p Gruitrode)
|
de tafel afvagen [ZND 32 (1939)] || tafel
III-2-1
|
24727 |
takken (coll.) |
waai:
waai (L366p Gruitrode)
|
takken, coll. [ZND 35 (1941)]
III-4-3
|
33777 |
tand, tanden |
tand(en):
tā.nt (L366p Gruitrode
[(mv tan)]
)
|
Achter het codenummer van de plaats is de meervoudsvorm vermeld. Voor een aantal plaatsen beschikken wij evenwel alleen over de enkel- of meervoudsvorm; deze laatste citeren wij als eerste. [JG 1a, 1b; N 8, 17]
I-9
|
18068 |
tandpijn |
tandpijn:
tandpien (L366p Gruitrode, ...
L366p Gruitrode)
|
ik heb tandpijn [ZND 34 (1940)] || Kiespijn. Ik heb kiespijn. [Lk 05 (1955)]
III-1-2
|
20357 |
tante |
tant:
tant (L366p Gruitrode),
tante:
téntə (L366p Gruitrode),
tantje:
tentje (L366p Gruitrode)
|
tante || tante (moei) [ZND 11 (1925)]
III-2-2
|
32620 |
tap van de houten gierton |
kraan:
krān (L366p Gruitrode)
|
De in dit lemma verenigde termen hebben wel alle betrekking op de regelbare uitlaat van de oude houten gierton. Sommige lijken vooral de opening aan te duiden, terwijl de meeste wijzen op het voorwerp en/of het mechaniek waarmee de ton van achteren geopend en gesloten werd. Dat kon een oude (bier)kraan met een doorboorde draaistop zijn, maar ook een stop, pin of prop, die soms met behulp van een hefboom, een wipconstructie of met een stuk touw of ijzerdraad uit de uitlaatopening getrokken werd. Termen die vooral de hefboom e.d. lijken te betreffen, zijn aan het einde van dit lemma bijeengezet. [JG 1a + 1b; N P, 6 add.; N 11A, 53e + f; monogr.]
I-1
|
32980 |
tarwe |
tarwe:
tɛrǝf (L366p Gruitrode)
|
Triticum L. Sinds de invoering van betere bemestingmethodes groeit de tarwe ook in de Kempen. Het woordtype koren is als nevenvorm opgegeven in: K 316, 317, 318, 360, L 286, 292, 313, 360, 416, P 45, 119, 175, 192, Q 10, 39 en 97; evenwel alléén in de omzetting van de uitdrukkingen "rogge wordt hoger dan tarwe" of "de tarwe groeit welig" en het kan derhalve niet als een gangbare benaming van de plant worden beschouwd en is zodoende ook niet in het lemma opgenomen. Zie ook de toelichting bij het lemma ''graan, koren'' (1.2.1). Zie afbeelding 1, e.' [JG 1a, 1b; L A1, 82; L 7, 75; L 15, 24; L 28, 33; L 34, 55b; L 35, 61; L lijst graangewassen, 7; S 37; Wi 52; Gwn 9, 2; NE 1, 2; monogr.; add. uit N 15, 1a]
I-4
|