20503 |
veel drinken |
doorlaten:
dūūrlaote (L366p Gruitrode),
gaarne een pitsen:
géér ejne pitse (L366p Gruitrode),
kandelen:
Ich zaat möt eine straffe kater, want staags van vèèrs hauw uis "kòmpeni-j"dureweg gekaanjeldsj
kaanjele (L366p Gruitrode),
lampetten:
lampötte (L366p Gruitrode),
spaaien:
spááje (L366p Gruitrode),
zuipen:
zoepen (L366p Gruitrode),
zūpə (L366p Gruitrode)
|
drinken; Hoe noemt U: Veel en met graagte drinken (loeriën, leerzen) [N 80 (1980)] || stevig doordrinken || zuipen (overmatig drinken) [ZND 08 (1925)]
III-2-3
|
20497 |
veelvraat |
vreetzak:
vréétzàk (L366p Gruitrode)
|
veelvraat; Hoe noemt U: Iemand die gulzig is, gulzigaard (vraat, fretter, veelvraat, doorjager) [N 80 (1980)]
III-2-3
|
24944 |
veenlaag |
broek:
brook (L366p Gruitrode)
|
laag veen, tussen moer en zand [derring, moes] [N 81 (1980)]
III-4-4
|
24262 |
veer |
pluim:
plûm (L366p Gruitrode),
veer:
vèèr (L366p Gruitrode)
|
pluim || veer, pluim
III-4-1
|
34267 |
veestapel |
veestapel:
viǝstā.pǝl (L366p Gruitrode)
|
Al het vee dat op een boerenbedrijf aanwezig is. Vergelijk het lemma ''vee'' (13.11) in deze aflevering. [JG 1a, 1b]
I-11
|
34282 |
veevoer verzamelen |
plukken:
plękǝ (L366p Gruitrode),
plɛ̄kǝ (L366p Gruitrode),
zomen:
zoǝmǝ (L366p Gruitrode)
|
Het plakken, trekken, steken of snijden van veevoer. Veevoer kan bestaan uit groenvoer, rapen, gras of gewassen als lupinen en serradella. Het verzamelen van veevoer kan dus bestaan uit verschillende handelingen. Object als "groenvoer", "konijnenvoer", "gras" e.a. zijn niet gedocumenteerd. Zie ook het lemma ''knollen uittrekken'' (2.2.6) in aflevering wld I.5. [N Q, 11c; JG 1a, 1b, 1c, 2c; L 36, 65; monogr.]
I-11
|
19431 |
vegen, keren |
bezemen:
besseme (L366p Gruitrode),
keren:
kiêre (L366p Gruitrode, ...
L366p Gruitrode),
kīēre (L366p Gruitrode),
kīrə (L366p Gruitrode)
|
de vloer vegen, keren (zonder water) [ZND 34 (1940)] || Door strijken met een bezem, borstel van stof reinigen (keren, vegen, wissen, vagen) [N 79 (1979)] || met de bezem vegen || schoonvegen || uitkeren
III-2-1
|
34244 |
vel op gekookte melk |
lies:
lēs (L366p Gruitrode),
vel:
vɛl (L366p Gruitrode)
|
Het vlies dat ontstaat bij afkoeling van gekookte melk. [N 6, 16; L 6, 16; L 14, 23; A 39, 7b]
I-11
|
20943 |
vel op melk |
lies:
ook mat. van ZND 14, vr. 23
le:s (L366p Gruitrode),
vel:
ook mat. van ZND 14, vr. 23
vel (L366p Gruitrode)
|
velletje op melk [ZND 06 (1924)]
III-2-3
|
24919 |
veld, open land |
land:
lànd (L366p Gruitrode),
veld:
véld (L366p Gruitrode),
velder (mv.):
véller (L366p Gruitrode)
|
veld, open land buiten de steden en dorpen, voor akkerbouw [pals] [N 81 (1980)]
III-4-4
|