e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Gruitrode

Overzicht

Gevonden: 3122
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
buitenverblijf herenhuis: hīērenhóus (Gruitrode) Een groot huis met een tuin buiten de stad; vaak het buitenverblijf van in de stad wonende mensen (villa, landhuis, buitenverblijf, campagne, buiten, hof) [N 79 (1979)] III-2-1
bul waarmee men de ribben in stukken hakt kapmes: kapmɛs (Gruitrode) Met deze bijl kan ook een soort hakmes bedoeld worden. [N 28, 105] II-1
bundel groenten busseltje: besselke (Gruitrode) samengebonden groente [ZND 22 (1936)] III-2-3
bundel, bussel bussel: bössel (Gruitrode), pongel: pòngel (Gruitrode) bundel, zak III-4-4
bunzing fis: fis (Gruitrode) bunzing III-4-2
burgemeester burgemeester: berregemeister (Gruitrode), bərgemeister (Gruitrode) burgemeester [ZND 44 (1946)] III-3-1
buskruit poeder: poejer (Gruitrode, ... ) buskruit [ZND 17 (1935)], [ZND 22 (1936)] III-3-1
bussel geharkte aren kort struu: kǫrt stryi̯ (Gruitrode), krombussel: kro.mbęsǝl (Gruitrode) De bussel aren die door het naharken of nascharren wordt bijeengebracht. Doorgaans wordt deze bussel gebonden met een band, maar in het noordelijke Truierlands wordt opgemerkt dat een dergelijke bussel los op de kar of in de stuik werd bijgestoken. Vergelijk ook de lemma''s ''bussel kort stro'' (6.1.29) en ''garve, gebonden schoof'' (4.6.4). [N 15, 38d; JG 1a, 1b; monogr.] I-4
bussel hooi handvol: hampǝl (Gruitrode) Samengebonden hoeveelheid hooi, klaar om opgeladen te worden. Het woordtype pak duidt wel op mechanische persing. De grondbetekenis van weeg is "samengedrukte massa"; de meest bekende betekenisontwikkeling is die van "witbrood". Voor de fonetische documentatie van het woorddeel øhooiŋ zie het lemma ''hooi''.' [N 14, 115c; monogr.] I-3
bussel kort stro aarbusseltje: ǭrbɛsǝlkǝ (Gruitrode), krombussel: kro.mbęsǝl (Gruitrode) Wanneer men het stro bijeengebonden heeft, ligt het graan op de dorsvloer, nog vermengd met eindjes kort stro, lege aren en kaf. Men harkt dan eerst de korte eindjes stro bijeen, en stopt deze in een bussel. Hier staan de benamingen voor deze bussel stro met harksel erin bijeen. [N 14, 29 en 33; JG 1a, 1b, 1c, 2c; L 48, 34.3b; Lu 2, 34.3b; monogr.; add. uit N 14, 25 en 28] I-4