e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Gruitrode

Overzicht

Gevonden: 3122
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
dokter dokter: doctuur (Gruitrode), doktoer (Gruitrode) Hij woont naast de dokter, naast Verbelen [ZND 44 (1946)] III-1-2
dokteren dokteren: doktoren (Gruitrode), meesteren: meesteren (Gruitrode) dokteren: De geneeskunde beoefenen (meesteren, dokteren). [N 84 (1981)] III-1-2
dolle kervel wilde kervel: welǝ kęrvǝl (Gruitrode) Chaerophyllum temulum L. Een vrij algemeen voorkomend -naar men aanneemt: giftig- onkruid aan bosranden, akkerkanten en beschaduwde wegbermen met een behaarde, roodgevlekte stengel, witte bloempjes in schermen en veervormig, ingesneden donkergroen blad. Het bloeit van mei tot juli en de lente varieert van 60 tot 120 cm. [A 60A, 16; L 1, a-m; L 6, 35; L 15, 8; S 7; monogr.] I-5
domme man limpes: himpus (Gruitrode), Wellicht heeft het te maken met lòmp  limpus (Gruitrode) dommerik III-1-4
dompelen duwen: in het water doewe (Gruitrode), in het water duwen: in ⁄t water doewe (Gruitrode, ... ), onderdompelen: onderdompelen (Gruitrode), onderduwen: onderduwen (Gruitrode), oversoppen: oversoppen (Gruitrode) (in het water) dompelen [ZND 01 (1922)], [ZND 23 (1937)] || Dompelen: geheel doen onder gaan in een vloeistof (dompelen, duwen, soppen, onderduwen). [N 84 (1981)] || ge moet het doekje in t water dompelen [ZND 23 (1937)] III-1-2, III-4-4
donderbeestje donderbeestje: dònnerbiêsje (Gruitrode) donderbeestje III-4-2
donderen donderen: donnere (Gruitrode, ... ) donderen [ZND 01 (1922)], [ZND 23 (1937)] III-4-4
donderslag het dondert dat het kraakt: ⁄t dónnert det ⁄t kraakt (Gruitrode), lelijke slag: ne līēlike slaag (Gruitrode) hevige donderslag [ketterslag, kletteraar] [N 81 (1980)] III-4-4
donderwolk donderwolk: donderwŏŭk (Gruitrode), grijze lucht: gri-js lòcht (Gruitrode), watertoppen in de lucht: d⁄r kómme wātertómpe inne lòcht (Gruitrode) donderwolk [ZND 33 (1940)] || lucht die onweer en regen voorspelt [broeilucht, smerige lucht, donderlucht, schoer] [N 81 (1980)] III-4-4
donderx donder: dondər (Gruitrode, ... ), donner (Gruitrode, ... ) donder [ZND 01 (1922)], [ZND 23 (1937)] III-4-4