33803 |
eeltwrat, zweelwrat |
wrat:
vrat (L366p Gruitrode)
|
Wratvormige uitwassen (zweel = eelt) binnenwaarts aan de hoofdschenkels van voor- en achterpoten. Ze zijn, net als de vingerafrukken bij de mens, volkomen individueel. Men veronderstelt dat ze overblijfselen van een extra teen of aanhangsel zijn. Zie afbeelding 2.27. [A 4, 2e; L 20, 2e; N 8, 32.1, 32.3, 32.4, 32.13, 32.15 en 32.16]
I-9
|
20505 |
een borrel drinken |
drinken:
drénke (L366p Gruitrode),
een drupje drinken:
verzamelfiche, ook mat. van ZND 1a-m
ein drepke drinken (L366p Gruitrode),
een scheppen:
Vèè goan er òs eine goje sjòppe
sjöppe (L366p Gruitrode)
|
drinken || druppel (drinken), een borrel pakken [ZND 23 (1937)] || jenever drinken; Hoe noemt U: Jenever drinken (proeven, likken) [N 80 (1980)]
III-2-3
|
21995 |
een duif op een kortere afstand laten vliegen |
terugtrekken:
Algemene opmerking: deze vragenlijst is nogal slecht (= weinig antwoorden) ingevuld!
tregtruken (L366p Gruitrode)
|
een duif op een kortere afstand laten vliegen dan voorheen? [N 93 (1983)]
III-3-2
|
34532 |
een ei |
eitje:
ęi̯kǝ (L366p Gruitrode)
|
[L 1a-m; L 3, 8; L 5, 79; L 26, 13b; L 30, 18b; L 35, 7; JG 1b; RND 123; Vld.; monogr.]
I-12
|
19855 |
een huis huren |
huren:
here (L366p Gruitrode),
hērə (L366p Gruitrode)
|
een huis huren [ZND 27 (1938)] || huren
III-2-1
|
21911 |
een jong pas uit het ei |
kwakjong:
Algemene opmerking: deze vragenlijst is nogal slecht (= weinig antwoorden) ingevuld!
kwakjonk (L366p Gruitrode)
|
een jong pas uit het ei? [N 93 (1983)]
III-3-2
|
20508 |
een kater hebben |
een zware bol hebben:
ne zwaore bòl hébbe (L366p Gruitrode),
een zware kop hebben:
ne zwaore kòp hébbe (L366p Gruitrode),
kapot wie een hond zijn:
kepòt wi-j nen hónd zeen (L366p Gruitrode)
|
kater hebben; Hoe noemt U: Zich niet lekker voelen de dag na een flinke drinkpartij (een kater hebben) [N 80 (1980)]
III-2-3
|
21969 |
een klein plankje als zitplaats voor de duif |
kapje:
Algemene opmerking: deze vragenlijst is nogal slecht (= weinig antwoorden) ingevuld!
kepkes (L366p Gruitrode)
|
een klein plankje dienend als zitplaats voor de duif. Elke duif heeft zo meestal een vaste plaats. [N 93 (1983)]
III-3-2
|
22780 |
een kring op de grond trekken |
een ring trekken:
eine renk trĕkke (L366p Gruitrode)
|
Een kring op de grond trekken. [ZND 29 (1938)]
III-3-2
|
17887 |
een kuil graven |
dabben:
dabben (L366p Gruitrode)
|
kuil, Een ~ maken (dappen). [N 84 (1981)]
III-1-2
|