e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Guigoven

Overzicht

Gevonden: 910
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
pantoffel slof: sloef (Guigoven) pantoffel [ZND 40 (1942)] III-1-3
paren van de duiven paren: pōͅrə (Guigoven) Paren [van de duiven]. [Goossens 1b (1960)] III-3-2
pasgeboren kalf kwak kalf: kwak [kalf] (Guigoven), nuchter kalf: nyxtǝr [kalf] (Guigoven) [N 3A, 15 en 20; N C, 6; JG 1a, 1b; monogr.] I-11
patroonheilige, kerkpatroon patroon (<fr.): 1) heilige (m)  `n patraun (Guigoven) Een patroon: uitspraak. [ZND 40 (1942)] III-3-3
peer, soorten peer: piər (Guigoven) [ZND 21 (1936)] I-7
penis van de stier durenpink: dȳrǝpe.ŋk (Guigoven) Mannelijk geslachtsorgaan. [JG 1a, 1b] I-11
perzikkruid geitebaard: gē.tǝbǭ.t (Guigoven), wildeweie: welǝwē̜ (Guigoven) Polygonum persicaria L. Zeer algemeen voorkomend onkruid op bouwland, in tuinen en wegbermen met zeer kleine roze bloempjes in de vorm van een aar, lancetvormige bladen met een zwarte vlek en roze-rode stengels. Het bloeit van juni tot de herfst. De lengte varieert van 20 tot 100 cm. Voor weie (wilgen) zie ook de toelichting bij het lemma Hanepoot. [JG 1b, 1c, 2c; A 60A, 56] I-5
peterselie petersel: pei̯tərsel (Guigoven) [Goossens 1b (1960)] I-7
peul, dop (znw) schaal: šōͅəl (Guigoven) [Goossens 1b (1960)] I-7
peulen, doppen (ww.) peulen: puələ (Guigoven) [Goossens 1b (1960)] I-7