e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Guigoven

Overzicht

Gevonden: 910
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
ruiten in het kaartspel koeken: kukə (Guigoven) Ruiten: Ruiten boer (in het kaartspel). [ZND 42 (1943)] III-3-2
rukken roffen: rufən (Guigoven) niet rukken (niet met rukken trekken) [ZND 42 (1943)] III-1-2
rund koebeest: kōu̯bęs (Guigoven) Holhoornig, herkauwend zoogdier dat om zijn vlees en melk en ook wel als trekdier gehouden wordt. [L 6, 22; L 42, 12; S 30; S 49; Wi 6; monogr.] I-11
runderhorzel, horzel vlieg: vleige (Guigoven) insect II [Goossens 1b (1960)] III-4-2
runderhorzellarve madenknoop: moͅi̯knyp (Guigoven) worm vdit laatste insect [Goossens 1b (1960)] III-4-2
rundvee koebeesten: kǭi̯u̯besǝ (Guigoven) Als vee gehouden runderen. Rundvee in het algemeen. Zie afbeelding 1. [N 3A, 1; JG 1a, 1b; monogr.] I-11
ruw, hard ruw: da is enə rōuwə kjal (Guigoven) dat is een ruwe kerel [ZND 42 (1943)] III-3-1
savooiekool savooi: səvoͅiə (Guigoven) [Goossens 1b (1960)] I-7
schaafafval schavelingen: šǫvǝlęŋǝn (Guigoven) Het afval dat bij het schaven ontstaat. Zie ook Limburgs Idioticon, pag. 222 s.v. sch√™fsel, ø̄schavelingen, krollenø̄. [N 53, 124; N 55, 189; L 42, 17; monogr.] II-12
schaal van een ei schaal: šǭǝl (Guigoven) Het kalkachtige omhulsel van een ei. Onder het woordtype schaal verbergen zich twee verschillende woorden, die in het Nederlands zijn samengevallen, doordat de Westgermaanse ā van het eerste woord, dat "komvormig voorwerp" betekende, en de Westgermaanse a in open lettergreep van het tweede woord, dat "omhulsel" betekende, beide een lange ā opleveren. De meeste Limburgse dialecten onderscheiden echter nog steeds deze twee historische klinkers. In de westelijke helft van Belgisch Limburg (gebied I) heeft ''schaal'' "eierschaal" een vocalisme dat Westgermaanse ā voortzet, in de oostelijke helft, in heel Nederlands Limburg evenals in het noordoosten van de provincie Luik (gebied II) een dat Westgermaanse a in open lettergreep voortzet. In dat oostelijke gebied is daarnaast ook schaal met oude ā vaak bekend, maar het betekent er "groot, plat bord", "collecteschaal" of "weegschaal". In enkele noordwestelijke Belgisch Limburgse dialecten heeft algehele (gebied III) of gedeeltelijke (gebied IV) samenval van ā en a in open lettergreep plaatsgevonden, zodat er niet kan worden uitgemaakt op welke van de twee oorspronkelijk verschillende woorden het woordtype schaal er teruggaat. Zie hiervoor in de bibliografie Goossens 1967. Enkele Nederlands Limburgse gegevens bevatten een historische ā. Blijkbaar gaat het hier om verwarring met het woord ''schaal'' voor "schotel".' [N 19, 55a; JG 1b, 1c, 2c; A 39, 9a; A 39, 9b; monogr.] I-12