e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... dialect=Q203p plaats=Gulpen

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
kooppenning godsalder: Gods halder (Gulpen), WNT: heller - vaak, in jonger vorm, helder -, Mhd., nhd., mnl. heller. Oorspronkelijk eene Duitsche munt, benoemd naar Hall in Zwaben (verg. daalder de waarde was die van 1/2 of ongeveer 1/3 penning.  gaodsalder (Gulpen), godssalder (Gulpen), handgeld: handgeld (Gulpen) het geld dat de koper, of huurder contant ontvangt om de overeenkomst te bevestigen [huurpenning, godspenning, handpenning, worrel, weerder] [N 89 (1982)] || het geld wat men voor kosten boven de koopprijs moet betalen op een veiling [onraad, ongeld, kavelgeld, herengeld, beugelgeld, toeslag] [N 89 (1982)] III-3-1
koopwaar koopwaar: koopwaar (Gulpen), spul: spul (Gulpen), waar: waar (Gulpen, ... ) die goederen die gekocht en verkocht kunnen worden [waar, koopwaar, spul, marchandise, kramerij, artikel] [N 89 (1982)] || waar (goede ~) [SGV (1914)] III-3-1
koor koor: koeër (Gulpen) koor [SGV (1914)] III-3-3
koorbank koorbank: koerbank (Gulpen) Een koorbank: bank in het koorgestoelte. [N 96A (1989)] III-3-3
koorgestoelte koorstoelen: koersjteul (Gulpen) Het koorgestoelte: het geheel van zitplaatsen op/in het koor, meestal bestaande uit oplopende banken, bestemd voor monniken of kanunniken. [N 96A (1989)] III-3-3
koorhemd superplie: superplie (Gulpen) Het korte witte kleed dat de priester over zijn toog draagt [rochet, superplie, koorhemd?]. [N 96B (1989)] III-3-3
koorkap koorkap: de koerkap (Gulpen), koormantel: koermantel (Gulpen) De koorkap [koeërmangtel?]. [N 96B (1989)] III-3-3
koorts fieber (du.): fe.bər (Gulpen), fēber (Gulpen) koorts [RND], [SGV (1914)] III-1-2
koorzanger koorzanger: koeërzaenger (Gulpen) Een koorzanger, lid van het zangkoor [zenger, koeërzenger?]. [N 96B (1989)] III-3-3
kop van de schoof kop: kǫp (Gulpen) De bovenkant van de schoof, daar waar zich de aren bevinden. Zie afbeelding 7. [N 15, 21b; JG 1b] I-4