e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... dialect=Q203p plaats=Gulpen

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
lieveheersbeestje oliebeestje: oliebieske (Gulpen) lieveheersbeestje [DC 49 (1974)] III-4-2
lievevrouwebedstro onzelievevrouwebedstro: osleefvrouwe bedstruuje (Gulpen) onzelievevrouwebedstro [SGV (1914)] III-4-3
liggen liggen: lieke (Gulpen) liggen [SGV (1914)] III-1-2
liguster liguster: liguster (Gulpen), Veldeke / eventueel aangevuld met systeem Jones Uitspr: u = u in A.B.  liguster (Gulpen), WLD  liguster (Gulpen, ... ) De liguster; een struik van 1-4 m hoogte met grauwe opgerichte takken, heeft witte bloemen en zware kogelvormige erwt-grote bessen; zeer bekend als haagplant (merekenspalm, theeboom, mondhout, heggesering). [N 82 (1981)] III-4-3
lijkbaar lijkenbaar: de liekebaar (Gulpen), schoof: (doodsbed)  sjaof (Gulpen) De lijkbaar [liechebaar, baar]. [N 96D (1989)] III-3-3
lijkbidder aanzegger: aanzegger (Gulpen), lijkenbidder: lijkenbidder (Gulpen) het overlijden aanzeggen; wat is de benaming voor de persoon die dat deed? [VC 30 (1964)] III-2-2
lijkenhuisje lijkenhuisje: liekehuuske (Gulpen) Het gebouwtje op of bij het kerkhof, waar de lijkbaar staat en waar men vroeger zo nodig een lijk tijdelijk onderbracht [lijkenhuisje, liek(e)huuske, dodenhuisje, doeëdehuus-je?]. [N 96A (1989)] III-3-3
lijkwagen dodenwagel: doeëdewagel (Gulpen), lijkenwagel: wordt nu ook gezegd  liekewagel (Gulpen) de lijkwagen [doeëdewaan] [N 96D (1989)] III-2-2
lijmverf lijmverf: līm[verf] (Gulpen) Verf die als bindmiddel lijm bevat. Wegens de oplosbaarheid van de lijm in water kan lijmverf slechts binnenshuis worden toegepast. Lijmverf werd in Q 121 gebruikt voor het schilderen van plafonds en het bovendeel van wanden in gangen en trappehuizen. De verf werd samengesteld uit luchtstofkrijt, water en beenderlijm. Zie voor de fonetische documentatie van het woorddeel '-(verf)' het lemma 'Verf'. [N 67, 22; div.] II-9
lijn waar het spel begint schreef: schreef (Gulpen) De lijn waar bepaalde spelen beginnen [meet, mark, schreef, schram, erke, aanbrak, ambrok, lambrak, doodmeet]. [N 88 (1982)] III-3-2