e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... dialect=Q203p plaats=Gulpen

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
looien looien: lȳjǝ (Gulpen) Het bereiden van leer. Dierehuiden die bepaalde voorbereidingen hebben ondergaan worden met bepaalde samentrekkende stoffen zo behandeld dat zij tot leer worden. [S; L 1a-m; monogr.] II-10
loonbakken vreemdluidsbakken: vręmlȳtsbakǝ (Gulpen) Het bakken van deeg dat door de mensen bij de bakker wordt gebracht. De bakker krijgt hiervoor een vergoeding. Volgens de informant van L 291 brachten de boeren en burgers hun gemengd deeg naar de bakker. Dit was zeer lastig spul, omdat de samenstelling verschilde en de rijsgraad eveneens. Dikwijls sloeg het in de oven neer. [N 29, 98] II-1
loot, nieuw uitgelopen twijgje oog: [ ? - moeilijk leesbaar] van een boom  ouw (Gulpen), scheut: Veldeke / eventueel aangevuld met systeem Jones äö = lang  enge sjäöet (Gulpen), spruit: schproet (Gulpen) Een nieuw uitgelopen twijgje (spraon, scheut, schot, lot). [N 82 (1981)] || loot [SGV (1914)] III-4-3
lopen lopen: loape (Gulpen) lopen [SGV (1914)] III-1-2
lopen, gezegd van eenden waggelen: waqǝlǝ (Gulpen) [N 70, 2; monogr.] I-12
lork lariks: larik (Gulpen), lork: Veldeke / eventueel aangevuld met systeem Jones  lark (Gulpen) De lariks (die s winters zijn naalden verliest) (lariks, lork, laris, lurk). [N 82 (1981)] III-4-3
losse plankbrug bruggetje: brûkske (Gulpen), houten brug: houte bruk (Gulpen) een brug die bestaat uit losse planken (vlonder, vonder, til, tilling, kwaak, vondel) [N 90 (1982)] || vlonder (vonder) [SGV (1914)] III-3-1
loteling geloot (volt.deelw.): gelot (Gulpen) iemand die voor militaire dienst geloot heeft [loteling, lotter] [N 90 (1982)] III-3-1
loteren, los zitten lodderen: loddert (Gulpen) los zitten, gezegd van onderdelen [loteren] [N 91 (1982)] III-4-4
loven en bieden bieden: beeje (Gulpen) loven en bieden, de waren aanprijzen [koopman] en er een prijs voor bieden (koper) [handelen] [N 89 (1982)] III-3-1