e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... dialect=Q203p plaats=Gulpen

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
luiden voor een begrafenis voor een begrafenis luiden: t loedt vur n begreffenis (Gulpen) Het luiden bij de begrafenis [t loet tsóm jraaf?]. [N 96A (1989)] III-3-3
luier windel: wingel (Gulpen) luier [SGV (1914)] III-2-2
luieren faulenzen (du.): voelenze (Gulpen), vuilensen: voelense (Gulpen) zijn tijd met nietsdoen doorbrengen en ook geen zin hebben om iets te doen [luieren, luibroeken, luierikken] [N 85 (1981)] III-1-4
luilak faulenzer (du.): voelenser doog din bès (Gulpen) luilak [~, die je bent] [SGV (1914)] III-1-4
luisteren luisteren: loestere (Gulpen), løstere (Gulpen) [N 84 (1981)]luisteren [SGV (1914)] III-1-1
lurken lotsen: loetsche (Gulpen), loetsje (Gulpen), slurpen: schlurpe (Gulpen), schlurpen (Gulpen) lurken; Hoe noemt U: Hoorbaar zuigen aan een pijp (lurken) [N 80 (1980)] III-2-3
lusten gaarne eten: gèer eëte (Gulpen), gaarne haan: gen haan (Gulpen), gaarne hebben: gèer hubbe (Gulpen), lusten: luste (Gulpen), lòste (Gulpen) lusten [SGV (1914)] || lusten; Hoe noemt U: Houden van een bepaald soort eten of drinken; zin hebben in eten of drinken (lusten, mogen) [N 80 (1980)] III-2-3
lyonse penselen letterzetters: lętǝrzętǝrs (Gulpen), lyonse penselen: lyonse penselen (Gulpen), waterverfpenselen: waterverfpenselen (Gulpen) Kleine platte of ronde kwasten met lange steel waarvan de haarbundel in een lange blikken bus is bevestigd. Lyonse penselen worden gebruikt bij fijn schilderwerk. Zie ook afb. 92. [N 67, 34] II-9
maagden in de processie maagdenkoor: maagdekoer (Gulpen) De grotere meisjes, de jonge vrouwen die, in het wit gekleed, meelopen in de sacramentsprocessie, terwijl ze elk een palmtak (maagdenpalm) of samen een Mariabeeld dragen (maagden, maagdenkoor). [N 96C (1989)] III-3-3
maaien maaien: mīǝ (Gulpen), mīǝnǝ (Gulpen) Vóór het verschijnen van de maaimachines werd het gras in het algemeen met de zeis gemaaid; de lemma''s van deze paragraaf hebben dan ook alleen op het maaien met de zeis betrekking. Aan het slot van de paragraaf over de zeis komt de grasmaaimachine zelf nog ter sprake. Hieronder zijn opgenomen de algemene benamingen voor het maaien: het afsnijden van het gras, het koren of een ander gewas met de zeis. In dit lemma en in de klankkaart wordt het woord maaien zèlf gedocumenteerd; in het volgende lemma, ''gras (af)maaien'', worden dan de specifieke of afwijkende woorden en woordvormen met betrekking tot het gras opgenomen. Zo zullen in de aflevering over de Akkerbouw de specifieke woorden voor het maaien van het graan en de andere gewassen worden gegeven. In de klankkaart is de klankkleur en de lengte van de klinker aangegeven; korte klinkers hebben een toevoeging aan het symbool. De aan- en afwezigheid van de j-klank is niet in kaart gebracht, maar uit de varianten in het lemma zelf af te lezen; per aangegeven klankkleur staan steeds de varianten met j-klank vooraan. Wanneer er meer dan één variant voor een plaats was opgegeven, is bij voorkeur het materiaal van de mondelinge enquêtes in kaart gebracht.' [N 11, add.; N 14, 86 add.; N 18, 67 add.; JG 1a, 1b; A 2, 70; A 3, 38, 40d; A 23, 16; L A2, 325, 483; L 4, 38; L 35, 85; L 39, 41; R 1; RND 122; S 22 add.; Wi 40; Lu 2, 34 II; monogr.] I-3