e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... dialect=Q203p plaats=Gulpen

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
oneven, niet door twee deelbaar oneven: onə:ve (Gulpen), onk: onk (Gulpen), onpaar: onpaar (Gulpen) niet door twee deelbaar, gezegd van een aantal [on, oneven, onk, omp] [N 91 (1982)] || oneven [DC 31 (1959)] III-4-4
onfatsoenlijk onfatsoendelijk: onfatsuungelich (Gulpen), vies: vies (Gulpen, ... ) in strijd met het fantsoen, met de goede manieren [vies, onfatsoenlijk] [N 85 (1981)] III-1-4
ongaar stuk deeg riem: rēm (Gulpen) Ongaar stuk deeg in het gebakken brood. Vaak zit er een inzinking in het brood als gevolg van dat verschijnsel. Er is een aantal benamingen dat specifiek duidt op "ongaar stuk deeg", een ander aantal duidt op brood met een ongaar stuk deeg", een ander aantal duidt op brood met een ongaar stuk deeg erin, en een derde groep benamingen is bijvoeglijk van aard en zegt iets over de oorzaak van het ontstaan van zo''n ongaar stuk of zegt iets over de toestand van het brood, als een ongaar stuk deeg erin zit. [N 29, 68a; N 29, 68b; monogr.] II-1
ongehoorzame jongen bengel: bengel (Gulpen), vlegel: vlèegel (Gulpen) een ongehoorzame jongen [bengel] [N 85 (1981)] III-1-4
ongehuwd samenleven bijeen liggen: ps. de beide ^ moeten eigenlijk boven de beide gs staan, maar deze combinatieletters kan ik niet maken!  bieèe lie^g^ge (Gulpen), concubinaat: concubinaat (Gulpen), samenhokken: same hokke (Gulpen), samenliggen: same lieggke (Gulpen) een concubinaat, een buitenechtelijke samenleving van man en vrouw, gedurende enige tijd [N 96D (1989)] || samenleven van man en vrouw zonder dat ze met elkaar getrouwd zijn [meuken, jennen] [N 86 (1981)] III-2-2
ongelovige ongelovige: zoals een schwa  de ongeläövige (Gulpen), nne ongeläövige (Gulpen) Een ongelovige, de ongelovigen. [N 96D (1989)] III-3-3
ongelukkige arme hals: èrreme haos (Gulpen), stakkerd: stakkerd (Gulpen) iemand die door het ongeluk is getroffen [stakkerd, duts] [N 85 (1981)] III-1-4
ongeordende hoeveelheid, chaos boel: boel (Gulpen, ... ), janboel: janboel (Gulpen), rommel: rommel (Gulpen, ... ), warwinkel: warwinkel (Gulpen) boel [SGV (1914)] || een min of meer ordeloze menigte al of niet bijeenhorende zaken [boel, boek, omboel, deel, vracht, schep, scheut, meuk, drommel] [N 91 (1982)] || een verwarde boel [hals, rommel, piëel, warwinkel, werzel, pan] [N 91 (1982)] III-4-4
ongeschikt niks week: neks węǝk (Gulpen) Gezegd van deeg dat niet wil rijzen. In dit lemma komen verschillende grammaticale categorieën voor bij de woordtypen. [N 29, 29a; L 33, 25; monogr.] II-1
ongewijde aarde ongewijde aarde: de ongewiede eëd (Gulpen) Het deel van het kerkhof dat vroeger diende als begraafplaats a) voor ongedoopt gestorven kinderen, b) evt. voor iemand die zelfmoord had gepleegd, c) evt. voor een gevonden maar niet geïdentificeerd lijk [ongewiejde èèrd, ...buiten de heg", verloren kerk [N 96A (1989)] III-3-3